BELEEF DE TIJD VAN JE LEVEN
5 vragen aan Bert Wagendorp

5 vragen aan Bert Wagendorp

'Ik ben sterker dan ik zelf denk'

Onlangs verscheen Paris, zijn derde en nieuwste boek in de serie De memoires van Abel Sikkink. Maar in plaats van lezingen en signeersessies te geven in het land, herstelt schrijver Bert Wagendorp (1956) van een flinke operatie. “Ik vind het verschrikkelijk dat ik ineens afhankelijk ben.”

1. Je onderging vlak voordat je nieuwste boek uitkwam een bypassoperatie. Hoe gaat het nu met je?

“Als ik eerlijk ben, had ik me de boeklancering van Paris iets anders voorgesteld. In plaats van nu aanwezig te zijn op allerlei lezingen en signeersessies in het hele land, zit ik thuis en is mijn agenda helemaal schoongeveegd. Ik had al een tijdje last van pijn in mijn zij zodra ik me inspande. Veel aandacht besteedde ik daar niet aan. Hoewel, dat is niet helemaal waar. Ik ging het bewegen uit de weg. Ik fietste minder, liep niet meer zo ver. En uiteindelijk deed ik gewoon helemaal niks meer. Dat was wel zo’n beetje het moment waarop ik aan de bel trok bij mijn huisarts. Ik had net de definitieve versie van Paris naar mijn uitgeverij gestuurd. Op een dinsdag zat ik bij de huisarts. Een dag later, op woensdag, namen ze me al op in het ziekenhuis om te worden geopereerd. Het bleek serieus. Vanwege slechte kransslagaders moest ik inderdaad een bypassoperatie ondergaan. Om die nieuwe omleiding bij het hart aan te leggen, haalden ze een ader uit mijn kuit. Daar heb ik nu nog het meest last van. Ik moet namelijk zes weken lang met een steunkous lopen die ik niet zelf kan aantrekken omdat ik absoluut geen kracht mag zetten. Mijn vriendin Wilma (de Rek, red.) moet me daar dus elke ochtend bij helpen. Natuurlijk ben ik blij dat ze dat doet, maar diep van binnen vind ik het verschrikkelijk dat ik ineens afhankelijk ben. Hulpbehoevend. Elke ochtend associeer ik het weer met bejaardenzorg. Die steunkousen maken me echt een patiënt. Terwijl ik dat niet wil zijn. Gelukkig is het van voorbijgaande aard.

Terugkijkend op deze ziekenhuisopname en de operatie heb ik mezelf overigens best verbaasd. Je weet natuurlijk nooit hoe je reageert. Er kleefden aan deze operatie risico’s. En dan kun je wel stoer doen en denken: ik kan het wel aan, maar of dat echt zo is, moet nog maar blijken. Voor mij was de manier waarop ik reageerde een eyeopener. Ik onderging alles heel stoïcijns. Ik had veel meer angst en paniek bij mezelf verwacht, maar kennelijk ben ik toch niet zo bang. Of in elk geval sterker dan ikzelf denk.”

2 Wat loop je nu allemaal mis?

“Ik verheugde me vooral op een interview met Frans Miggelbrink in het doopsgezinde kerkje in Winterswijk. Het is een prachtige plek waar ik graag kom. Winterswijk heeft sowieso een streepje voor, omdat de fictieve hoofdpersoon uit mijn serie De memoires van Abel Sikkink er vandaan komt. In Phoenix, het eerste deel, vertrekt de dan 8-jarige Abel met zijn familie naar Amerika. Hij wordt er journalist en in het tweede deel, Kalle, maakt hij er de burgeroorlog mee. In Paris – het derde deel dat onlangs verscheen – is Abel een dertiger en vertrekt hij naar Parijs om er als correspondent voor de New York Herald te werken. Parijs is op dat moment de hoofdstad van de wereld. Het is de stad van de Wereldtentoonstelling, de Frans-Duitse oorlog, het beleg van Parijs en van La Commune, de grote volksopstand in 1871. Abel komt in aanraking met mensen als de anarchist Louise Michel die zich inzet voor een betere wereld. Zijn omgang met haar verandert hem. Abel blijkt in de kern niet de cynische journalist te zijn maar eerder betrokken en sociaal bewogen.

Het is geen geheim dat Abel in veel van wat hij denkt en doet Bert Wagendorp is. Soms put ik bij het schrijven uit mijn eigen ervaringen, soms denk ik alleen maar: wat zou ik nu zeggen of hoe zou ik reageren? Zo bezoekt Abel vanuit Parijs zijn geboortedorp in de Achterhoek. Om er daar achter te komen dat zijn ‘thuis’ niet meer bestaat. Dat gevoel herken ik. Ik kom oorspronkelijk uit Groenlo. Mijn ouders zijn er vertrokken toen ik 8 jaar oud was. We verhuisden naar Lemmer, zo’n 120 kilometer verderop. Een enorme overgang. De mensen spraken er Fries, waar ik geen woord van verstond. Ik was al niet zo’n sociaal jongentje en behoorlijk op mezelf. Door die taalbarrière raakte ik nog verder geïsoleerd. Ik herinner me nog goed de heimwee. Ook mijn ouders hadden er last van. Mijn vader stond elke zondagmiddag uren voor het raam. Wachten, turen, kijken op zijn horloge. Alles in de hoop dat er nog iemand uit de Achterhoek op visite zou komen. Als ik nu, zoveel jaar later, door Groenlo loop, vind ik niks meer van het Groenlo uit de jaren 60. Het Groenlo uit mijn jeugd bestaat alleen nog in mijn hoofd maar vormt wel – hoe gek dat misschien ook klinkt – mijn kern. Het is nog steeds mijn basis.

Soms ben ik jaloers op mensen die altijd in Groenlo zijn gebleven. Wat een stabiliteit. Al was zo’n leven voor mij waarschijnlijk op den duur toch te saai geweest. Ik heb overal gewoond en gewerkt. Want ik vind het voor een mens niet verkeerd om af en toe uit te breken en jezelf te vinden. Maar aan de andere kant is het niet voor niets dat ik nu weer in een klein stadje woon, Culemborg, en niet in een grote plaats als Amsterdam. Ik voel me er thuis en ken hier inmiddels heel wat mensen.”

3. Daarnaast heb je een voorliefde voor Parijs…?

“Klopt. Als het even kan, stap ik in de auto en rijd ik ernaartoe. Wilma en ik zijn allebei gek op Parijs. Dat is goud. We sjouwen er rond, zitten op een terras en voelen ons meteen ontspannen. Het leuke van Parijs is, dat je, in bepaalde delen van stad nog steeds door hetzelfde decor loopt als 150 jaar geleden. Het verleden leeft op zowat elke straathoek. Zoals bijvoorbeeld in de rue de Furstemberg waar ik Abel laat wonen. Dat is een prachtige plek. Ik heb met mezelf afgesproken dat als ik twee miljoen exemplaren van Paris verkoop, ik een appartement koop aan dit pleintje. Een tweede huis in Parijs… Daar droom ik dus weleens van. Zet me in de Rue de Seine bij Huguette samen met Wilma achter een bord oesters met een glas witte wijn en ik ben compleet gelukkig.

Ik ben inmiddels met pensioen en schrijven kan overal. Dat ik deze boekenserie heb, komt nu wel heel goed uit. Het zorgt voor zoveel continuïteit. Abel, kondig ik in deel 1 aan, wordt 104 en is aan het einde van deel drie pas 33 jaar oud. Er komt dus nog een deel vier en ook een deel vijf. Dat is wel iets wat me bezighoudt in positieve zin. Ik zit bepaald niet stil. Van stilzitten word je snel oud. Je moet iets om handen hebben, maakt niet uit wat dat precies is.

Wilma en ik wonen op de bovenste verdieping van een oude kapel vol senioren. Wij zijn nu nog de jongsten. Maar ik kijk met verbazing naar en ik trek me graag op aan de andere bewoners. Het zijn stuk voor stuk actieve tachtigplussers die fit zijn en vol leven zitten. Ze kopen, 85-plus, gewoon nog een dure elektrische Volvo. That’s life. Het zijn mensen die doorgaan, geen zeurders. Ze lezen boeken, discussiëren en brengen onzin te berde op Twitter, pardon X. Af en toe maken ze zich ook kwaad. Als wij een conflict hebben met de gemeente, en dat hebben we nu, komt er ineens een berg juridische kennis naar boven… Geweldig! Aan dat soort mensen neem ik graag een voorbeeld. Ze brengen leven in de brouwerij.”

I N T E R V I E W : J O L A N D A H O F L A N D
B E E L D : M A R C E L K R I J G S M A N , I V O V A N D E R B E N T / L U M E N

Verder lezen?

Lees het vervolg van het interview met schrijver Bert Wagendorp in Zin 1. Nu in de winkel of bestel em hier online.

De beste artikelen in je mailbox? Meld je aan voor de nieuwsbrief