‘Het is gênant, maar waar’
Als eerbetoon een column van Renate Dorrestein
Renate Dorrestein (1954) was van 2013 tot haar overlijden in 2018 columniste van Zin. Als eerbetoon aan Nederlands liefste en grappigste schrijver plaatsen we de komende weken elke dag een column van Renate.
Ik heb een vriendin die de vuilnismannen elke week een glas melk geeft. Ze doet dat vanuit een aangeboren gevoel voor medemenselijkheid. Zonder er een tel over na te denken. Zodra ze de vuilniswagen haar straat in hoort rijden, vliegt er als het ware volautomatisch een pak melk uit haar koelkast recht in haar handen. Mijn eigen goedheid werkt minder spontaan. Die werkt eigenlijk alleen wanneer er strikt pragmatische redenen voor bestaan. Het is gênant, maar waar.
Opkikkertje
Neem nu van de week, toen ik van de kapper kwam. Daar had ik een klein vermogen uitgegeven aan een kuurtje met bijenwas omdat mijn haar beslist een opkikker nodig had. Het effect van het wonderbaarlijke smeersel zou tien wasbeurten lang merkbaar zijn. Op weg naar huis zat ik me een beetje te schamen over het gemak waarmee ik zo veel geld had besteed aan iets wat maar zo kort zou beklijven.
Kans
Het regende pijpenstelen, en toen ik mijn auto voor de deur parkeerde, zag ik twee piepjonge postbezorgers onder een struik in mijn tuin zitten schuilen. Juist, deze situatie bood me een uitgelezen kans om mezelf meteen een aflaat te bezorgen voor mijn verwende, exorbitante gedrag. Zonder dralen stak ik mijn bijenwashoofd onder de druipende struik (dat was alvast één wasbeurt minder) en vroeg vol mededogen: “Willen jullie niet even binnenkomen om iets warms te drinken?” Pling! Mijn aureool schoot in stand twaalf. De postbodes staarden me verbouwereerd aan. Van dichtbij leken ze jong genoeg om nog dagelijks van hun moeder te horen te krijgen dat ze zich nóóit door wildvreemden mee naar binnen moesten laten lokken.
Goede daad
Ik straalde krachtig uit dat ik een onschuldig oud vrouwtje was, terwijl ik geërgerd dacht: even meewerken jongens, ik heb het voor het morele evenwicht nodig om even een goede daad te doen. Tot mijn opluchting zeiden ze ja op het moment dat het nog zes keer zo hard begon te plenzen. In ganzenpas stoven ze op hun doorweekte gympen achter me aan mijn huis in. Daar ging ik hartelijk aan de slag met koffie, suiker en melk. “We zaten net te fantaseren dat we misschien even zouden mogen schuilen bij een aardig iemand,” zei de ene. “Ja, bij zo iemand als u,” zei de andere. “Ach,” zei ik bescheiden. “Zo zie je maar hoe groot de kracht van een wens kan zijn. Wie niet wenst, wie niet wint.” Het is altijd de moeite waard om de jeugd een leermomentje mee te geven. En al was het allemaal pure berekening mijnerzijds, die twee zaten tenminste eventjes lekker droog.
Deze column verscheen eerder in Zin 9, 2017
Foto: Merlijn Doomernik