Dit is Rob de Nijs
Zanger Rob de Nijs (1942) brengt al 55 jaar zijn fans in vervoering. Op zijn 69ste werd hij voor de derde keer vader. Maar het leven is heel erg moeilijk, constateert De Nijs. Elke avond gaat hij biddend in gesprek met Jezus en zichzelf. “Ik streep weg: wat heb ik goed gedaan, en wat niet?”
Schuld
“Ik vond die tatoeage heel stoer destijds want het was not done in de jaren 80. Het zijn de handen van Jezus, zoals ze ooit zijn geschilderd door Albrecht Dürer. Mijn vader was katholiek, mijn moeder Nederlands-hervormd, maar ze deden er niets aan. Toch werd Christus mijn idool, en dat is hij nog. Als 6-jarige was ik zo onder de indruk van de verhalen bij catechisatie, dat mijn moeder regelde dat ik naar zondagsschool kon. Ik vond Christus een mooie man. Met die baard, altijd iets verheven boven de rest, met zijn handen boven de hoofden van de mensen die hij zegende. De basis is: heb de ander lief zoals uzelf. Het gescheld op Twitter, daar bemoei ik me niet mee. Het leven is al moeilijk genoeg, hier in mijn eigen gezin. Een van de mooiste dingen vond ik dat je iemand die jou kwaad had gedaan, kon vergeven. En dat je ook jezelf kon vergeven. Want het is niet goed als je je hele leven met schuldgevoel blijft rondhuppelen – of niet huppelen, maar slepen. Neem de verzoening met Belinda. Dat is ook vergeving. Eens in de 14 dagen komt ze hier met Yoshi en drinken we een borrel.
Jet en ik zijn al bijna 25 jaar… nou ja, dat we elkaar kennen. Met haar heb ik meer, qua passionele liefde. Mijn drie echtgenotes lijken erg op elkaar, fysiek gezien. Zeker toen ze jonger waren. Maar de een groeit zo uit en de ander zo. Belinda heeft mijn huizenhoge respect hoor. Het is niet voor niks dat ze mijn teksten schrijft.
Ik weet niet meer waar ik optrad toen ik Jet in de zaal zag staan. Ik zag alleen haar ogen, wow. De volmaakte vrouw voor mij, op dat moment. Of ik voor mijn gevoel een morele grens over ging door als getrouwd man iets met Jet te beginnen? O nee, absoluut niet. Wat dat betreft ben ik een makkelijk mens. Als ik in mijn bedje lig, denk ik er wel over na, streep tegen elkaar weg: was ik daar goed in? Daar niet in? Bidden is een soort dialoog met iemand die moreel ver boven je staat.
De verzoening met Belinda kwam mede door Robbert, mijn oudste zoon. Tijdens een etentje kreeg ik het op mijn boterham. Wat ik allemaal aan het doen was. En dat Belinda daar zoveel verdriet van had. Als je dat van je zoon hoort, is het even slikken. Het enige wat ik kon inbrengen was… het is gegaan zoals het is gegaan. Je moeder en ik kunnen niet meer samen zijn. Er is een ander gekomen. Robbert vond dat vreselijk. Hij vond Jet een soort… Het was haar schuld. Ik heb toen uitgelegd: als het iemands schuld is, is het mijn schuld. Want ik ben degene geweest die stappen ondernam om Jet dichterbij me te krijgen. Ik was stapelverliefd – ben ik nog. Niet meer die passionele liefde van toen, maar wel: o daar is ze. Wat heerlijk dat ze bestaat.
Ik probeer nu voor mijn kinderen degene te zijn die ik lang niet was. Iemand die met ze levelt, die bezig is met hun manier van denken. Dat Robbert nu met me zingt op mijn plaat, vind ik geweldig.”
Het leven is heel moeilijk
“Let niet op mijn bibberhand hoor. Die tremor heb ik al dertig jaar. Ik heb mijn microfoonstandaard zo aangepast, dat ik met mijn handen in mijn zakken precies in de microfoon kan zingen. Het is nervositeit, stress. Als ik ontspannen in mijn bedje lig, heb ik nergens last van.
Ik praat elke avond met Jezus, voor ik ga slapen. Het is ook vragen om kracht, want het leven is heel erg moeilijk. Ik heb het idee dat ik dat niet in mijn eentje kan. (grinnikt) Ik heb nooit precies begrepen wat mensen nou leuk aan mij vonden, als artiest. Ik ben er altijd onzeker over geweest. Het is niet: ik pak de boel even in. Je bent ondergeschikt aan de wil van het publiek. Zonder inleving gebeurt er niks. Het is moeilijk om op mijn leeftijd nog de kracht naar boven te halen om een goed concert te geven. Je moet het publiek overtuigen dat wat je zingt, er toedoet. Zodat ze niet denken: hij staat daar een beetje te masturberen op zijn eigen leven zonder dat wij erin mee kunnen gaan.
Voor elke show loop ik te ijsberen. Of ik ga het toneel op, kijken of alles daar goed is, om de tijd te korten. Ik heb een autocue met de teksten. Maar dat kan toch misgaan, want je kunt denken dit gaat goed en ineens schrik je: wat was de vorige zin? Dan kijk je en ben je te laat. De grootste zorg is mijn stem. Als je bedenkt wat er allemaal mis kan gaan met die kleine orgaantjes in je keel, durf je het podium niet meer op. Ik ben altijd gegaan. Uiteindelijk, haha, zette ik die stap toch. Het gebeurde wel dat ik aankwam in het theater en dacht: het zit er niet. Moet ik het wel doen? Dan duurt het bidden twee keer zo lang natuurlijk. Ineens is het er weer. Wat is dat toch wonderlijk, dat in ik een tijdspanne van 5 minuten van niks naar iets kom, dat toch, kennelijk, mensen enthousiast maakt en kippenvel geeft.”
Drank: het loerende gevaar
“Deze make-upkist gebruik ik al vanaf 1974. Kun je nagaan hoe goed hij gemaakt is. Ik houd mijn make-up simpel, een beetje BB-crème, en wat poeder. Er zitten zoveel foto’s in van de kinderen dat de spiegel steeds kleiner wordt. Voor een optreden krijg ik van Jet altijd een maaltijdsalade mee. Ik ga nooit mee eten met de jongens. Zo is de verleiding is wat minder groot om te boozen.
Als puber van 16 hield ik al enorm van een borrel. Tijdens onze huwelijksreis in Thailand ben ik zo ontzettend dronken geweest dat we daarna vijf jaar lang allebei niets hebben gedronken. Nu drinken we af en toe een wijntje. Drank is het loerende gevaar in dit vak. Ik zal niet de eerste zijn die alcoholist geworden is. Ja je noemde het anders, gewoon: ik hou van een borreltje. Maar als je er echt naar gaat verlangen, en gaat roepen: ‘It’s five o’ clock somewhere,’ klopt er iets niet. Haha.”
Veel te lieve vader
“In deze urn zit de as van mijn ouders, en hun laatste hondje. Ik kocht hem ooit als kunstvoorwerp. Hij is prachtig met de hand gespoten. Mijn vader stierf eind 2001. Mijn moeder twee maanden later. Heel mooi eigenlijk, ze konden niet buiten elkaar.
Ik zag mijn vader bijna nooit. Want hij werkte zich helemaal het ongans met zijn rijschool. Om zeven uur deed hij zijn eerste les, tussendoor kwam hij een bord broodpap eten. Vreselijk. Haha! Maar hij vond het lekker. ’s Avonds bij het eten was hij er een uur of anderhalf. Daarna ging hij door tot 23 uur. Dag in dag uit, jaar in jaar uit. Hoe ik tegen mijn vaders’ leven aankeek? Nou, keek ik er überhaupt tegenaan? We mochten elkaar erg graag maar het was niet interessant voor mij. Tussen mijn 14de en mijn 25ste, toen ik de muziek ontdekte, waren het mijn vrienden die mij inspireerden. Mijn vader was de man die, voordat ik zelf ging verdienen, het brood op tafel bracht. Als we eens vakantie hadden, ging hij meestal niet mee. Zaterdag kwam hij met een leswagen naar de camping en maandag reed hij terug terwijl wij verder vakantievierden, in IJmuiden. De mensen waar wij huurden, sliepen in het kippenhok. Zo konden ze even alles goed maken voor het hele jaar.
Mijn vader was veel te lief. Een zachtmoedige man die niet tegen de boze wereld kon. Raar is dat, hoe ouder ik word hoe meer ik aan mijn vader denk. Hij heeft zijn rijschool destijds laten verslobberen voor mijn carrière. Hij was alles: manager, roadmanager, repareerder van de versterkers, en hij deed het geluid. God mag weten hoe. Mijn dank was misschien niet altijd groot genoeg. Nu, ruim veertig jaar later, denk ik: het was niet zo vanzelfsprekend dat hij dat deed. Nee, daar heb ik geen spijt van. Niet meer. Dat is het heerlijke van bidden. En vergeven. Ik bid wel voor zijn zielenrust. Als er iets bestaat na dit leven, hoop ik dat hij daar eindelijk eens kan uitslapen.”
Uitbundig & circusachtig
“Ik heb nauwelijks kleding bewaard, alleen mijn Gaultier uit de jaren 80. Die stukken waren alleen gemaakt voor de catwalk. Al mijn geld ging daar aan op. Gaultier was uitbundig, circusachtig. Mijn kleding moet speciaal zijn. Niemand in de zaal mag er zo uitzien als ik. Ik bedoel, ik heb een aardige groenteman, daar ga je ook niet naar kijken toch? Het is niet zo dat ik op het podium ineens een ander karakter krijg. Godzijdank niet. Nou ja, als dat ooit zo was, dan is die tijd voorbij.”
Grote jongens
“Met deze microfoon heb ik veel concerten gedaan en platen opgenomen. Het is een Blue Bottle. Elton John had dezelfde, alle grote jongens. Een warme analoge klank. Er zitten buizen in de microfoon in plaats van de transistors van tegenwoordig.
Heavy metal kan ik waarderen, mits het melodieus is. Ik houd ook van barok en middeleeuwse kerkmuziek. Die knijpende zangpartijen, prachtig. Al mijn vinyl staat in dozen. Er was geen ruimte meer voor mijn stereo-installatie. Maar ik heb hier al voorgelegd dat ik na mijn 75ste verjaardag weer een pick-up wil hebben. Ik kan thuis niet eens cd’s draaien! Gelukkig houdt mijn chauffeur van dezelfde muziek, die draaien we keihard. Wij gaan pulserend over de weg.”
Catharsis
Tot mijn 13de zat ik op de christelijke HBS-B. In de tweede klas ging het al niet meer want ik was alleen maar bezig met optreden. En meiden. Ik mocht met mijn huiswerk in mijn vaders kantoortje zitten en voordat ik het wist, waren mijn gedachten al ergens anders. Ik werd een drop-out. Wat mijn ouders daarvan vonden? (zucht) Tja, als ik maar gelukkig was hè. Ik voelde het wel als een gebrek, dat ik het niet gered had.
Ik was een pleiner, met zo’n houtje-touwtjejas. Vanaf mijn 16de zat ik altijd in de Phonobar op het Thorbeckeplein. Voor vijf cent kocht je een kopje koffie. Daar bleef je uren op zitten terwijl je luisterde naar Miles Davis en Charlie Parker. Mijn vrienden daar verguisden me, omdat ik ook van rock-‘n-roll hield. The Everly Brothers vond ik geweldig. Vooral de intervallen die ze zongen, daar kreeg ik kippenvel van. Een jongen op school zong heel goed tweede stem. Wij gingen altijd op de fiets, ik achterop, hij trappen en dan zongen we Wake up little Susie. Dat klonk naar ons idee helemaal te gek. Ik begon met optreden, en ik merkte de kick van applaus krijgen. Thuis was ik het oogappeltje, zeker van mijn moeder. Dat heeft mijn broer behoorlijk dwarsgezeten. Het ging in de eerste plaats om mij, want ik had succes, mijn broer zat op de ambachtsschool. Ik had dat niet door, ik was redelijk narcistisch bezig. Dat hoort bijna bij het vak. Je moet zoveel in jezelf pompen, en uit jezelf halen.
Ik betaalde mijn vaders salaris, ik trok de kar. Ook voor de band, maar dat liep mis. The Lords bleven het begeleidingsbandje terwijl ik ‘de ster’ was waar iedereen voor kwam. Mijn broer trouwde in de band in. Zowel de drummer als de bassist waren broers van zijn eerste vrouw. Ik zat in een moeilijk parket. De jongens waren boos op mij, en hun ouders waren nog bozer. We verdienden ƒ 750 voor de hele band. Maar ik kreeg 40% van alles en zij maar 10%. Zij wilden meer maar ik zat ook aan het randje van het is niet meer lonend. Want ik wilde de beste kleding voor de bühne. Toen we uit elkaar gingen, had ik ook ruzie met mijn broer. Het was een catharsis voor mij, ik moest scheiden van alles wat ik daarvoor had. Behalve van mijn muziek. Maar het is goed gekomen. Mijn broer speelde met zijn bandje bij mijn jubileumconcert als enige ouwe Lord. Ze kwamen op in capes en met hoge hoeden op, als grap.”
Bijna net als seks
“Dit bronzen paard kocht ik bij de beeldhouwer zelf, Anton ter Braak. Ik was meteen verliefd. Als de vormen je uitnodigen om te voelen, dat is bijna net als seks, haha.
Op je 75ste zijn er dingen die je niet meer doet in bed. Het moet natuurlijk gaan, ik ben niet 24 uur per dag rond aan het hopsen. Als je lang bij elkaar bent, draait het meer om intimiteit. Waarom het zo goed gaat tussen ons? Tja, als ik dat zou weten zou ik misschien gaan zoeken naar iemand die dat ook heeft, maar dan nog meer. Haha! Grapje.
Ik heb mijn hele leven vrij lange relaties gehad. Ik was niet zo’n rondneuker. Meestal werd ik verliefd als ik intensief met iemand werkte. Als je de achtergrondzangeres meer ziet dan je eigen vrouw, dat is zo gevaarlijk. Beauty is in the eye of the beholder. Vrouwen van wie je zou zeggen ‘dat is een lelijke vrouw’, daar werd ik stapelverliefd op. Van magere scharminkels tot redelijk dikke dames. Als het echt aan de gang ging, ging ik ook door.
Ik ben in mijn leven best vaak ongelukkig geweest. Helemaal gelukkig bestaat niet. Ik wil het geen depressiviteit noemen maar het gevoel van weemoed, van zachte treurnis, heb ik altijd gehad. Mijn beste albums zijn melancholiek. Mensen noemen het sentimenteel maar het is gewoon zoals het leven is. Het nummer Niet voor het laatst vind ik prachtig. Het gaat over afscheid, voorgoed. Ik hou ervan om het drama echt aan te raken, er niet omheen te lullen. Echt te zeggen: kon ik je nog maar een keer zien met de ogen van toen. En niet met het idee: het is over. Ja, het gaat over mij. Dat denk ik wel. Maar dat moet je aan Belinda vragen. Ik durf dat niet te zeggen. Het kan dat ze zegt: bekijk het maar, ik had daarbij heel iemand anders voor ogen. Iemand van wie ik dacht: als dit goed gaat, heb ik die hele de Nijs niet meer nodig.”
Kinderen
“De vroegste jeugd van mijn oudste kinderen heb ik niet meegemaakt. Van Julius wel. Ik haal hem soms op van school. Het blijft wikken en wegen: wat kan ik allemaal doen, en heb ik daarna genoeg energie om te zingen? Mijn stem is heilig. Het is bijna onze Lieve Heer, haha. Ik hoop Julius nog mee te maken tot de puberteit. Met al zijn ellende. En dan ook een beetje rust te krijgen. Nu moet alles sneuvelen voor mijn drive. Voor dit vak.
Robbert, mijn oudste zoon, daar ben ik huizenhoog verliefd op. Julius is nog maar 5, daar kan ik weinig zinnigs over zeggen. Behalve dat hij schattig is. Dat is niet voldoende natuurlijk. Yoshi woont bij Belinda want zij begrijpt hem het best. Ik had er toen, heel egoïstisch, geen tijd voor om alles op te lossen met zijn autisme. Hij werkt in een boerderij, lekker met zijn voeten in de klei. Hij is heel spontaan en lief. Kleine kinderen vindt hij moeilijk, want die krijgen cadeautjes die hij niet krijgt. Maar Robbert is gek op zijn kleine broertje. Hij speelt veel beter met Julius dan ik, haha.
Als Jet en ik met elkaar praten in de auto roept Julius: ‘Stil! Papa’s muziek staat aan.’ Erg leuk, hij herkent mijn stem. Hij vraagt ook weleens: ‘Moet je alwéér zingen? Oooo.’ Het liefst wil hij dat ik thuisblijf en voorlees. Kennelijk doe ik dat goed. Ik ben een enorm knuffelbeest. Hij zit altijd helemaal tegen mij aan. Dat is een heerlijk gevoel.”
Rob de Nijs (1942)
Zanger Rob de Nijs (1942) won in 1962 op 19-jarige leeftijd een talentenjacht met zijn band Rob de Nijs en de Lords. In 1963 volgde de eerste hit met de ballad Ritme van de Regen. Hij presenteerde talloze muzikale televisieprogramma’s en speelde hoofdrollen in musicals. In 2001 ontving hij een Edison voor zijn volledige oeuvre. Zijn nieuwste cd heet Niet voor het laatst. Op 6 januari 2018 vierde hij zijn 75ste verjaardag met een concert in het Amsterdamse Concertgebouw.