‘Viel ik daar even door de mand’
Als eerbetoon een column van Renate Dorrestein
Renate Dorrestein (1954) was van 2013 tot haar overlijden in 2018 columniste van Zin. Als eerbetoon aan Nederlands liefste en grappigste schrijver plaatsen we de komende weken elke dag een column van Renate.
De hond heeft zijn intrede in mijn leven gedaan. Dat is niet niks, want ik ben altijd uitgesproken pro poes geweest. Veertig jaar lang had ik katten in huis, op het hoogtepunt zelfs zeven tegelijk. Dat was sluipenderwijs gegaan volgens de gevaarlijke redenering: waar plaats is voor één, is ook plaats voor twee, en zo verder. Het afbouwen van die roedel vergde vele jaren, want al mijn katten werden onwijs oud. Op het laatst had ik er nog maar eentje, een spierwitte poes die door mijn buurmeisjes Maizena was gedoopt, zij zaten toen net in een kookfase.
Kattenvrij
Dat Maizena 23 jaar mijn huisgenoot zou worden kon niemand voorzien, want ze kreeg heel jong oorschelpkanker. Haar oren moesten eraf, waarna ze sprekend op een hamster leek en ze vanwege een gegronde argwaan jegens mij nooit meer bij me op schoot kwam. Wel zat ze altijd op mijn bureau, naast mijn toetsenbord. Er werd in die tijd vaak gefluisterd dat zij eigenlijk mijn boeken schreef. Toen Maizena ten slotte aan ouderdom bezweek, was het mijn eerste impuls om naar het asiel te gaan voor een nieuwe kat. Ik kon me geen leven zónder voorstellen. Maar door allerlei omstandigheden kwam het er niet direct van en na een paar maanden moest ik verbaasd vaststellen dat ik het wel best vond zo. Voor het eerst sinds mensenheugenis droeg ik kleren zonder kattenharen en had ik een schoon huis dat ik ook nog eens wekenlang kon verlaten zonder een oppas te hoeven regelen.
Vergissing
Viel ik daar even door de mand. Veertig jaar had ik mezelf beschouwd als een echt poezenmens. Gênant dat je je zo lang in jezelf kunt vergissen. Het geeft te denken over wat je jezelf nog meer wijsmaakt. (Misschien ben ik in de grond eigenlijk ook wel helemaal geen roker.) Maar enfin, ik zou het over honden hebben. Die zijn weliswaar nog niet in mijn huishouden doorgedrongen, maar wel in mijn omgeving: om mij heen nemen onwaarschijnlijk veel mensen, onder wie mijn beste vriendinnen, een hond. Gezellig en goed voor de lichaamsbeweging. Ik vind honden stom, voornamelijk omdat ik er bang voor ben. Daar hoeven mijn vriendinnen hun leven natuurlijk niet op in te richten, en verblind door liefde bombarderen zij mij onophoudelijk met aandoenlijke foto’s van hun nieuwe aanwinst. Hondje is zo grappig, zo ondeugend, zo slim. Ja, nu nog, als pup. Straks is het een grote vieze griezel die doorbijt en aan kruizen ruikt. “Is het ook niks voor jou?” vragen ze argeloos. Nee hoor, geen denken aan, zeker weten, want ik kén mezelf.
Deze column verscheen eerder in Zin 12- 2016
Foto: Merlijn Doomernik