BELEEF DE TIJD VAN JE LEVEN
‘Je ervaart zelf maar ten dele dat je ouder wordt’

‘Je ervaart zelf maar ten dele dat je ouder wordt’

Als eerbetoon een column van Renate Dorrestein

Renate Dorrestein (1954) was van 2013 tot haar overlijden in 2018 columniste van Zin. Als eerbetoon aan Nederlands liefste en grappigste schrijver plaatsten we de afgelopen weken elke dag een column van Renate.

Opgeschoven generatie

Meer dan tien jaar geleden werd ik ten tijde van het eerste kabinet Balkenende op een ochtend wakker met de gedachte dat Nederland nu werd bestuurd door iemand die jonger was dan ik. Uiteindelijk leek het me wel goed voor de natie, maar het was geloof ik de eerste keer dat ik besefte dat ik een rukje was opgeschoven in de keten van de generaties. Het ingewikkelde is dat je zelf maar ten dele ervaart dat je ouder wordt. Een deel van mij is nog altijd 12 en zit te wachten op het rinkelen van de bel van de ijscoman, of op de komst van de dorpsfanfare op een zomeravond. Achter de muziek aan! Dat zou niemand denken die mij in mijn huidige vorm ziet. Die denkt onomwonden: middelbare muts.

Bril

Ik weet niet hoe het u vergaat, maar ik vergeet gewoon vaak dat ik in andermans ogen veel ouder ben dan ik me voel, en zelf zie ik dat tegenwoordig ook niet al te scherp meer, zonder bril. Vanaf het moment dat je een bril moet opzetten om je wenkbrauwen te epileren, wéét je dat er een omslagpunt is bereikt, maar het blijft een soort theoretisch besef. Het meest opmerkelijke is eigenlijk nog dat iedereen om je heen steeds jonger wordt. Ministers, hulpverleners, filmsterren en politieagenten: wat een kuikens allemaal.

Stookolie

Laatst belandde ik met groot lichamelijk ongemak op de afdeling spoedeisende hulp van het plaatselijke ziekenhuis. De arts die zich over mij ontfermde was een meisje van ongeveer veertien-en-een-half. Kind, ga toch lekker hockeyen, dacht ik de hele tijd, want zo’n soort meisje was het en het was een prachtige dag. In plaats daarvan moest het arme schaap in mij knijpen en porren, en me vragen naar de kleur van mijn urine. Nou kon op dat moment op één plas van mij een cruiseschip naar Antarctica varen en weer terug, dus ik zei: “Stookolie.”

Geschiedenis

Met gefronste wenkbrauwen keek ze me aan. “Wat is dat?” vroeg ze. Ik dacht aan de tankauto die vroeger in mijn ouderlijk huis jaarlijks brandstof voor de winter kwam afleveren, en aan de autoloze zondagen uit de jaren 70, en aan Joop den Uyl, zo’n fijne, vaderlijke man. Ik dacht aan alles dat op zo’n vanzelfsprekende manier onderdeel was van het weefsel van mijn eigen geschiedenis, en dat al het verre verleden was voor deze dokter. Ik was 60, en zij niet. Dat was het enige verschil, maar we leken wel van verschillende planeten te komen. Zij zag een oud, verkreukeld vrouwtje, ik zag een hockeymeisje. En we zaten er vast allebeí naast.

Deze column verscheen eerder in Zin 11, 2014
Foto: Merlijn Doomernik