Meeslepende soul, bijtende koortjes
Groovende, zoomende bas. Een hammond die kirt en boert. Zalvend koper, slippende strijkers. En dan die prikkelende, uitdagende stem van Melody Gardot. Pruttelend in de schelpen van je oren: “See that man, whoohoo, see that man.” Vervolgens slaan de strijkers in het orkestrale soulstuk It gonna come toe als het Laatste Oordeel: “Nothing good comes from nothing good.”
Melody Gardot is amper 30, maar de Amerikaanse zangeres en songschrijfster lijkt al een eeuwigheid furore te maken op de Europese jazzfestivals. Ze spreekt een jong publiek aan met haar up-to-date mix van rhythm & blues, Tom Waits-achtige ballads over verzopen liefdes en zelfmedelijden en van Nina Simone afgekeken divagedrag.
Tegelijkertijd gaat er een verrekt oude ziel in haar lijfje schuil. En daar vallen de oude jazzcats weer voor.
Op haar nieuwe album legt Melody uit dat niet alleen zij verlangt naar meeslepende liefdes en allesomvattende levensdoelen, maar dat alle mensen – nee, dé mens, zo in elkaar steekt. Neem She don’t know:
“High heels clinging on the pavement, streets aglow, hips are swaggering, to and fro” zingt ze tegen een bijtend
achtergrondkoortje, en een onstuimig swingend koortje. Je oorlellen blijven achter een spits gitaarriffje hangen. Op zo’n plaat over zelfkennis mag funk niet ontbreken.
Melody Gardot vertelde me bij een photoshoot op de trappen van het American Hotel dat ze had moeten
afkicken omdat ze te dicht langs de afgrond van de verleidingen was geslopen. Het nummer Same to you is half Motown, half Atlanta-soul. “Now they’re gonna do the same to you,” waarschuwt ze voor de verleidingen des levens. “You had somebody who loved you.” Dus wat is er mis gegaan?
Zo’n plaat is het dus.
Melody Gardot – Currency of man
John Oomkes