BELEEF DE TIJD VAN JE LEVEN
Práát over een familiegeheim

Práát over een familiegeheim

Ervaringen van de eerste generatie beïnvloeden het levensverhaal van de volgende

Zorg dat een familiegeheim niet generaties lang emotionele schade geeft. Onderneem actie. “Práát met je kinderen over je moeder en haar oorlogservaringen in Nederlands-Indië,” raden therapeuten journalist Anne Elzinga (1958) aan. “Want het is ook hún geschiedenis.”

Oorlogsslachtoffer

“Je moeder is een oorlogsslachtoffer.” In het verdriet over mijn moeders dood in 2001, een maand na haar 70ste verjaardag, kan ik even niets met deze opmerking. Maar volgens haar broer Hans Janssen Höfelt (1939) tekende dat haar leven. Het is voor het eerst dat ik mijn moeder (1931) zo hoor omschrijven. Natuurlijk weet ik dat ze is geboren uit een Indonesische moeder en een Hollandse vader, met haar twee broers opgroeide in Nederlands-Indië en daar de oorlog heeft meegemaakt. Ik ken haar bijna anekdotisch vertelde verhalen over de Jap, voor wie ze diep moest buigen en die haar strafte door haar urenlang in de hete zon te laten staan. En over de bittere armoede die ze heeft meegemaakt. Maar een oorlogsslachtoffer?

Haar geschiedenis is óók de jouwe

Met een iPhone vol foto’s en een hoofd vol indrukken kom ik uit Indonesië terug in Nederland. Zelden heb ik het gemis van mijn moeder zo hevig gevoeld als nu. Ik had er zó graag met haar over willen praten. Wat ben ik voor flutdochter dat ik pas op middelbare leeftijd echt opensta voor haar verhaal? Gerben Westerhof, hoogleraar Narratieve Psychologie aan de Universiteit Twente, ziet dat vaker. “Jongere mensen zijn druk met hun eigen leven en gezin. Ze zijn niet erg met hun ouders bezig. Naarmate je ouder wordt, ontdek je steeds meer raakvlakken en overeenkomsten. Je bent nu zelf in een latere fase van je levensloop beland. De kinderen zijn het huis uit, het grootouderschap lonkt, het werk speelt een andere rol. Uit onderzoek blijkt dat mensen op dat soort breekpunten gaan terugkijken. Waar kom ik vandaan? Waar sta ik en hoe ga ik verder?” Zo’n exercitie is goed voor je. Je leert jezelf beter kennen en het bevordert je geestelijke gezondheid. Herinneringen kunnen je bijvoorbeeld helpen om niet opnieuw dezelfde fouten te maken en de band met overledenen warm te houden. Bij het opmaken van mijn eigen relaas heb ik dat van mijn moeder nodig. De ervaringen van de eerste generatie beïnvloeden volgens Westerhof namelijk het verhaal van de volgende generatie.

Drie generaties

Indisch Zwijgen

Toch blijft het schuldgevoel knagen. Het zit me hoog. Vandaar dat ik het voorleg aan therapeuten Dienke Grootenhuis en Marion Eikelenboom. Zij zijn veel minder streng voor mij dan ikzelf ben. Dat ik mijn moeder niet met mijn vragen heb lastiggevallen komt volgens hen niet voort uit desinteresse maar uit compassie en loyaliteit. “Kinderen voelen de noden van hun ouders vaak haarfijn aan. Dat zit ‘m in de bloedband. Jouw moeder straalde uit dat ze niet wilde praten en jij honoreerde dat,” aldus Dienke Grootenhuis. Dat vind ik een iets te gemakkelijke aflaat. Ik had gewoon moeten doorzetten en het niet bij een paar halfzachte pogingen moeten laten. Marion Eikelenboom is het niet met me eens: “Als je drie keer op de deur klopt en er wordt niet opengedaan, stop je daar op den duur mee.” Als familie- en contextueel therapeuten plaatsen Marion en Dienke de problematiek van hun cliënten in de context van voorgaande generaties waarmee mensen in verbinding staan. Vooral de ballast (schades) en de verworvenheden (schatten) van je ouders draag je met je mee. Het Indische verleden van mijn moeder is zo’n beladen erfstuk. Een verborgen verhaal dat over ons gezin en over onze familie hing. Een geheim dat ook oom Hans, haar broer nooit heeft kunnen ontrafelen, al heeft hij er wél vaak naar gevraagd. Hij was 3 toen de oorlog uitbrak; zijn herinneringen beginnen pas daarna. Ook hij wilde weten. Ook hij liep aan tegen het befaamde Indisch Zwijgen.

Géén erkend oorlogsslachtoffer?

Echtgenote en kinderen niet in een kamp geïnterneerd wegens gemengd huwelijk van de ouders van echtgenote (Nederlander-Indonesische) schrijft mijn opa in 1956 in een aanvraag bij het Bureau Japanse Uitkeringen aan ex-geïnterneerden. Niet geïnterneerd. Kinderen ook niet. Alleen echtgenoot lees ik even later in een handschrift dat onmiskenbaar van mijn oma is. Zo blijkt na een paar weken spitten ons familieverhaal heel anders te zijn dan Hans, mijn zus Ingrid en ik altijd dachten (zie kader voor een mogelijk alternatief scenario). Mijn opa is erkend oorlogsslachtoffer; hij kwam fysiek gebroken het jappenkamp uit en werd nooit meer de oude. Oma en haar drie kinderen waren ‘buitenkampers’. Ook die leefden vaak geïsoleerd in afgeschermde wijken in kleine huizen met andere vrouwen en kinderen en kregen te maken met het strenge regime van de Japanners. Zo moesten zij ook buigen en kregen ze straffen net als de kampbewoners. Vandaar misschien onze verwarring.

Of toch wél?

Aanvankelijk opgelucht – dan viel die oorlogstijd dus wel mee – helpt Margaret Leidelmeijer mij snel uit de droom. Ze waren wel degelijk óók oorlogsslachtoffers. “Ook buitenkampers hadden het zwaar. Ze hadden geen werk en geen geld. Wisten niks over het lot van hun mannen en vaders. Kinderen mochten niet naar Europese scholen en op den duur werd voedsel schaarser. Buitenkampers waren bovendien vogelvrij omdat ze door niemand werden beschermd. Voor jonge vrouwen – zoals je moeder – was dat extra bedreigend. In het kamp was het daarom soms misschien wel veiliger dan daarbuiten.” Daar komt nog bij dat deze gemengdbloedigen door de Indonesiërs met wantrouwen werden bekeken. Zij waren immers ‘landverraders’, met hun Nederlandse kolonialistische familieleden. Zeker tijdens de zogenaamde Bersiap-periode (zie kader) bracht dat ze in een gevaarlijke positie. In het machtsvacuüm na de capitulatie van Japan en vóór de komst van Britse en Nederlandse militairen voerden nationalistische Indonesische jongeren (pemoeda’s) een bloedige strijd voor hun onafhankelijkheid. In mijn moeders woonplaats Batavia kwamen vooral tussen september en december 1945 veel beschietingen, moordpartijen en kidnappings voor. Die explosie van antikoloniaal geweld trof vooral de weerloze Indo-Europese buitenkampers. “Dat was nog erger dan de oorlog,” zegt Hans. Die periode na de Japanse bezetting kan hij zich beter herinneren. Hij vertelt over ‘het bruine handje door de deur van ons huisje dat door oma met een ijzeren stok werd weggeslagen’ en ‘lijken op straat’. Al met al genoeg redenen voor hem om niet naar Java terug te willen.

Jaren ’60

Aanpassen en niet opvallen

Het kan niet anders dan dat ook mijn moeder gevormd, getekend en beschadigd is door deze ervaringen. Temeer daar dit zich allemaal afspeelde tussen haar 12de en 15de jaar, de kwetsbare puberjaren. Vriendin Astrid van Rossum kende mijn moeder persoonlijk maar is ook GZ-psycholoog. “Er zijn aanwijzingen dat Jetty er een trauma aan overgehouden heeft. Al was het alleen maar omdat ze op jonge leeftijd de basisveiligheid van het gezin kwijtraakte en haar vader kapotgemaakt heeft zien worden.” De kille ontvangst in Nederland na de repatriëring in juni 1946 maakte het er niet beter op. Zo vlak na de Tweede Wereldoorlog zat niemand hier te wachten op deze voormalige koloniale bezetters. “Ze wilden ons niet,” bevestigt Hans. “Nergens was plaats voor ons. We werden van hot naar her gestuurd. Moesten minstens vier keer verkassen voordat we een permanente woonplek vonden.” Niet zo gek dat mijn moeder later moeite had zich aan anderen te binden. Dat ze zo enorm gefocust was op uiterlijk is ook uit haar verleden te verklaren: “Haar schoonheid was toen voor haar misschien een middel om wél geaccepteerd te worden,” denkt Dienke Grootenhuis. Holland stond niet open voor het lot en de verhalen van de Indische repatrianten. Aanpassen en niet opvallen was daarom het devies, óók in huize Janssen Höfelt. ‘Soedah’, laat maar. Indisch Zwijgen in het kwadraat.

Effect op de kinderen

Zo ontstond een Verborgen Verhaal. Een familietragedie waar mijn oom Hans, zus Ingrid en ik wel een vermoeden van hadden maar nooit het fijne van wisten. Waar Hans vastberaden en Ingrid en ik aarzelend achter probeerden te komen. En waarvan wij uiteindelijk bij gebrek aan antwoorden blijkbaar zelf maar iets hebben gemaakt. “Logisch,” reageert hoogleraar Westerhof. “Als je het verhaal niet kent is het lastig daar plek en betekenis aan te geven. Je gaat dan proberen dat zwarte gat zelf in te vullen.”
Zo’n verzwegen verleden van een ouder heeft effect op kinderen. De contextuele familietherapeuten hebben het over een roulerende rekening die van generatie op generatie overgedragen kan worden. Daarop kan een volgende generatie op twee manieren reageren. “Je volgt onbewust dezelfde patronen als je ouders of doet juist precies het tegenovergestelde,” aldus Marion Eikelenboom. Dat laatste herken ik maar al te goed. Ik heb me als puber heel bewust voorgenomen nooit zo te worden als mijn moeder. Een tijdlang verzette ik me tegen haar schoonheidstirannie door me niet op te maken, me zo onflatteus mogelijk te kleden en lekker dik te worden. Zodra ik deze woorden typ, voel ik het schuldgevoel direct weer opborrelen en prevel ik een verontschuldigend gebedje richting hemel. Sorry mam, sorry. Maar zo was het écht.

Doorbreek het zwijgen

“Heb jij met jouw kinderen wel eens over het verleden van je moeder of over jouw eigen gevoelens daarbij gesproken?” vraagt Dienke Grootenhuis mij. Ehh, nee. Kijk, dat bedoelt ze: “Zo gaat het geheim nog een ronde verder. Door actie te ondernemen stop je die rekening.” Práát met je kinderen over het hoe en waarom van je zoektocht, raden beide therapeuten mij aan. Zeg dat jij er last van hebt dat je zo weinig van je moeder weet. Vertel over haar geschiedenis, als ze daarvoor openstaan. Want het is ook hún geschiedenis. Al is mijn zoektocht nog niet afgerond, ik ben al een eind op de goede weg begrijp ik van de therapeuten. “Je doet iets constructiefs met je schuldgevoel. Je doorbreekt het zwijgen. Je wordt je bewust van haar verhaal en van wat dat jou gekost en gebracht heeft,” aldus Dienke Grootenhuis. Marion Eikelenboom vult aan: “Door het verleden open te breken doe je je moeder, jezelf én je kinderen recht. Daarmee geef je iedereen een groot cadeau.” Mijzelf en mijn kinderen door de rekening te stoppen, mijn moeder door haar een stem te geven. Lieve mam: eindelijk erkenning.

Zo kan het zijn gegaan

Met hulp van Margaret Leidelmeijer reconstrueer ik de gaten en tegenstrijdigheden in het verhaal. Mogelijk is mijn oma met haar drie kinderen mijn opa gevolgd en vrijwillig kamp Tjideng ingegaan. Mijn opa is al snel na de Japanse bezetting geïnterneerd. In die tijd konden mensen het kamp nog uit. Toen het kamp werd gesloten, is mijn oma naar het ‘buitenkamp’ gegaan, vermoedelijk in de buurt van Tjideng.

Tekst: Anne Elzinga