Goedgemutst. Niet omver te krijgen. Zoals hij nu die nare ziekte ondergaat
Een nieuwe column van Annemarie
Schrijver en actrice Annemarie Oster (1942) draagt de zorg voor haar man, die lijdt aan vasculaire dementie. In Zin schrijft ze over de lasten maar ook over de lusten, als die zich voordoen.
Ontmoeting
Twintig jaar geleden ontmoette ik mijn man (van wie ik op dat moment nog niet kon vermoeden dat hij dat ooit zou worden) op kunstenaarssociëteit De Kring. Nog levendig herinner ik me deze eerste officiële kennismaking. Weliswaar had ik een week daarvoor al tegenover hem aan de ledentafel gezeten maar vanwege de afstand – een te brede tafel in combinatie met abominabele akoestiek – had ik niet kunnen verstaan wat hij me zoal toeriep. Een andere keer hoorde ik hem wel luid en duidelijk. Toen ik – in ander mannelijk gezelschap – de trap afdaalde, schalde een studentikoze stem ons achterna: “Dat mág niet hoor!”
Grappig ventje
Grappig ventje, dacht ik. Sindsdien hield ik dat grappige ventje in mijn achterhoofd. Dat hij op zijn beurt bezig was met, zoals hij me later zou onthullen, een ‘project’ (met mij als subject) had ik totaal niet in de gaten. Wat ik op die bewuste avond – alleen – had te zoeken bij die Kring, geen idee. Gek genoeg weet ik niet eens meer wat ik aan had! Des te verwonderlijker omdat zijn verschijning in mijn geheugen staat gegrift. Hij droeg een double breasted pak in Prince de Galles-ruit. Zijn door het leven getekende gezicht, omkranst door rossigblond jongensachtig haar, vormde een intrigerende mengeling van jong en oud. Zoals bij Mick Jagger van de Stones. Later zou ik horen dat hij zakelijk contact had met deze ouwejongens-rockband.
Indruk maken
Zou hij dat haar verven? Ik was niet de enige die me dat afvroeg want tot in lengte van jaren hebben zijn tennisvrienden (van wie de meesten zelf kaal) hem ermee gepest. Maar, eenmaal verliefd, gingen wij naar dezelfde kapper waar ik met eigen ogen heb kunnen constateren dat zijn haar er alleen maar werd geknipt. “Ik ben…” En na met opgewekte stem en een brede grijns zijn naam te hebben gemeld voegde mijn toekomstige geliefde daar pal na aan toe: “Advocaat.” “Waarom zei je dat?” vroeg ik hem laatst tijdens een van onze ochtendkoffierituelen – hij in zijn sta-op-stoel, ik ernaast, speculaasjes, rookwaar en de VPRO-televisie erbij. “Ach, waarschijnlijk om indruk op je te maken.”
Goedgemutst
Het geruite advocatenpak was toegerust met te brede schoudervullingen. En het vierknopige jasje slobberde om zijn leest. Ook de broekspijpen-met-omslag ribbelden tot ver over de goedgepoetste schoenen. Dat er onder dat menerenpak een nog tengerder gestalte huisde dan ik al had vermoed, zou ik pas een halfjaar later ontdekken.
“God, wat ben je mager!” Ik hoor het mezelf nog zeggen, naar hem opkijkend vanuit zijn (inmiddels ons) bed. Een wel erg directe constatering voor een eerste liefdesnacht! Maar hij lachte alsof ik hem een complimentje had gemaakt. Zo reageerde hij ook als zijn vrienden hem plaagden met zijn ‘geverfde’ haar. Goedgemutst. Stoïcijns. Niet omver te krijgen. Precies zoals hij nu die nare ziekte ondergaat.
De columns van Annemarie Oster lees je in Zin. Nu in de winkel of online te bestellen.