BELEEF DE TIJD VAN JE LEVEN
De taalfouten top tien

De taalfouten top tien

Door Jan Renkema

Speciaal voor Zin bespreekt Jan Renkema, emeritus hoogleraar Tekstkwaliteit en auteur van de beroemde Schrijfwijzer, de meest gemaakte taal- en stijlfouten.

Op de site van de Schrijfwijzer staat een top 33 van taalvragen. Dat zijn veel gestelde, nee veelgestelde vragen. Inderdaad de spatie is probleem 1. Maar wat is de toptien, top-tien of Top10 van taalfouten? Nee, niet aan elkaar en ook geen streepje en ook geen hoofdletter. Dit zijn de problemen 2, 3 en 4. Eigenlijk is het te gek dat wij allemaal problemen blijven houden met spellingregels. Ook ik moest top tien nog even opzoeken. Omdat het zo onlogisch is.

Te gek voor woorden

Onze spelling is vaak te gek voor woorden. Wij hebben allemaal op school geleerd om een brief of een betoog te schrijven. We hebben dus allemaal een soort taalverkeersdiploma gehaald met de spelling als verkeersregels. Maar wat gebeurt er als we later ‘in de auto stappen’, dus voor (of is het achter?) het scherm zitten? Dan willen we de regels volgen. Maar vaak kunnen we dat niet eens omdat die verkeersborden te ingewikkeld zijn om te begrijpen.
Dus, wij moeten in ons taalverkeer uit de auto stappen en eerst nog proberen te begrijpen waarom het ‘top tien’ is. Dat schiet niet op. En al die foutenlijstjes, dat schiet ook niet op. Want we denken dat we in ons taalverkeer op onze bestemming komen als we geüpdatet correct spellen. We denken dat we best een goed taalgevoel hebben als we vinden dat de volgende zin fout is: Hun hebben meer zakgeld als mij. Maar er is veel meer aan de hand! Chaos op de tekstwegen, mails in de berm van de digitale snelweg, nota’s die op de schroothoop belanden, het ‘ronde archief’ onder het bureau, en voorlichtingsteksten zonder ‘koplampen’. Daarom een onderscheid tussen vouten en fouten.

Vouten en fouten

Bij vouten komt de schoolmeester in beeld, of een corrector. Als een tekst een pak is, dan gaat het hier om de knoopjes en de draadjes. Maar bij fouten komt het doel van de tekst in beeld of de verwachting van de lezer. Als een tekst een jurk is, dan gaat het er hier om hoe die staat, hoe de persoon zich voelt, en… ja misschien ook of die jurk wat (gepaste) aandacht trekt op een receptie.

Vouten top vijf

1 Schrijven wat je hoort?
Ik ga het me moeder is vertellen. Nee: je hoort me, maar je schrijft mijn, je hoort is, maar je schrijft eens.
Als kind schreven we pappa wort, maar ook een ervaren schrijver (de auteur van deze tekst) vergeet af en toe de w in jou idee.

2 Aan elkaar of los?
Alleen tússen woorden komen spaties. Elk woord heeft één hoofdklemtoon: áfwas, óúdelui. Als er twee hoofdklemtonen zijn, komt er een spatie. Dus Zei je dat de afwas af was? En: Mijn oudelui zijn nog geen oude lui. Het is ínformatie, distribútie en systéém, maar samen kunnen deze woorden één woord vormen: informatiedistributiesysteem. In het Engels is dat anders, maar dat is dan ook Engels. De regel is vreemd en geeft soms gekke woordbeelden, zeker wanneer een fietsenmaker op zijn etalageruit wil zetten dat hij opvouwbare fietsen verhuurt. Tja, als het pand niet breed genoeg is voor opvouwbarefietsenverhuur, moet je de spelling maar wat speling geven.

3 Enkelvoud of meervoud
Data is het meervoud van datum. Dus moet je schrijven De data zijn opgeslagen in de cloud. Maar in de cloud vind je duizenden voorbeeld van data+is. Als zoveel hoogopgeleiden dit al doen, is het dan fout? Ja zeker, een fout is een fout. Is zo’n fout erg? Nee, het is een vout.

4 Het boek wat en het meisje die
Wij verwijzen naar een het-woord met dat. Daarom schrijven we het boek dat. Waarom zien we dan toch zoveel wat? Eigenlijk is dat heel begrijpelijk. Ook in andere constructies was het eerst een w. Vroeger was het het huis daar ik woon. Nu is het het huis waar ik woon. De w is bij verwijzingen nog steeds in opmars. En het boek wat is nu al spreektaal, dus zal het ook wel schrijftaal worden.
Bij meisje hoort ook dat. Want meisje is een het-woord, het is grammaticaal van het onzijdig geslacht. Maar als het natuurlijk geslacht net zo duidelijk is als bij de jongen, waar we die schrijven, is het ook wel vreemd dat we het meisje dat schrijven. Vreemd, maar nog wel vout.

5 Ik besef mij dat ik me teveel irriteer aan taalvouten
Wij schrijven Dat irriteert mij en Ik erger mij. Maar die uitdrukkingen liggen zo dicht bij elkaar dat we ze vermengen. Dat is zoiets als iemand die een mooie diamant of edelsteen ziet. Het brein stuurt dan beide woorden tegelijkertijd naar al die kleine spraakspiertjes in onze mond, en dan horen we edelmantje. Of we willen zich realiseren zeggen en ontkomen er niet aan dat dan ook beseffen in ons hoofd actief wordt. Dan krijgen we zich beseffen.
Natuurlijk moeten we al deze vouten en voutjes corrigeren. Dus in een zin als Ik zal dit ter zijner tijd of iets later bekijken moeten we zeker ter in te veranderen. Maar veel belangrijker is de vage inhoud van de zin. Wat betekent hier te zijner tijd of iets later?

Fouten top vijf

1 Het verkeerde medium
Als je van iemand houdt zijn lieve geeltjes op de koelkast alleen niet voldoende. Taal heeft zo zijn beperkingen. Als je een huishoudelijk reglement wilt wijzigen, is een mail met alle wijzigingen niet geschikt. Elk taalmedium kent ook zijn beperkingen. Als je heel boos op iemand bent, en zijn gedrag wil veranderen, dan is een tweet niet het goede medium. Heel veel communicatie gaat fout omdat niet het juiste medium is gekozen. En sociale media zijn vaak niet zo sociaal… eerder sociofobisch.

2 Geen kennis van het onderwerp
Als je schrijft moet je ook iets te zeggen hebben. Neem de volgende passage:
Na de brexit zal Europa een extra krachtsinspanning moeten leveren om zijn aantrekkelijkheid als regio te bestendigen. Denk aan Amerika dat handelsverdragen opzegt. Denk aan nieuwe wereldspelers zoals China. Het zal vooral zijn groei- en vernieuwingsmogelijkheden moeten verbeteren. De ontwikkeling van kennis en economisch-technologische vernieuwingen en het moderniseren van sociaal beleid zijn daarvoor cruciale ingrepen.
Mooi geschreven. Maar weet de auteur zelf wel om welke extra inspanningen het gaat en hoe Europa die moet leveren?

3 Nietszeggendheid
Als er bijvoorbeeld ergens een gevaarlijk virus opduikt, en iedereen zich zorgen maakt, en jij moet daarover schrijven, dan moet je wel iets te zeggen hebben. Dat kan dan niet zo:
Er is zeker reden tot grote waakzaamheid, maar nog geen aanleiding voor paniekerige reacties. We moeten dus niet dramatisch doen, maar aan de andere kant ook wel inderdaad beseffen dat het de verkeerde kant op zou kunnen gaan als we niet oppassen.

4 De lezer is uit beeld
Een baanbemiddelaar schreef eens aan een cliënt:
U hebt mij laten weten dat u met betrekking tot uw werkkring niet op een long distance perspectief wilt ingaan vanwege de bilocatieconsequentie voor uw partner, die ten aanzien hiervan privé in een approach-avoidance situatie verkeert. Ik stel u voor om ook voor uw partner een outplacementmanager in te schakelen ten behoeve van partner relocation.
Gewoon even voorleggen aan een proeflezer. Dan komt er misschien dit uit:
U hebt mij laten weten dat u weinig voelt voor een baan op afstand. U en uw vrouw werken nu in dezelfde stad, en uw vrouw wil liever niet verhuizen. Ik stel u voor om ook voor uw vrouw een andere baan te zoeken.

5 Doe wat je zegt
Als je zegt dat er drie argumenten zijn, moet je die ook geven in het vervolg van de tekst, en er niet eentje ‘vergeten’. Onder een kopje Toelichting moet je niet alleen een paar voorbeelden noemen. Als je spijt hebt van een opmerking en excuses wilt aanbieden, doe dat dan ook, en zeg dan niet: Uiteraard heb ik niemand willen beschuldigen die geen blaam treft. Dit is geen excuus maar een beschrijving van normaal gedrag.

SchrijfwijzerDe Schrijfwijzer

Een top tien van vijf vouten en vijf fouten. Hoe kan een schrijver buiten die top tien blijven? Tja, dat vergt een andere schrijfmentaliteit. Zie hierover zeven adviezen in de vernieuwde zesde editie van de Schrijfwijzer. Bestel dit boek hier!

Jan Renkema (1948) is emeritus hoogleraar Tekstkwaliteit aan de universiteit van Tilburg. Hij studeerde algemene taalwetenschap en promoveerde in 1981 op De Taal van Den Haag. Hij was onder meer taalkundig adviseur bij de Tweede Kamer, buitengewoon hoogleraar cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit en bijzonder hoogleraar taalverzorging. Renkema is auteur van de Schrijfwijzer (1979). Van dit boek zijn bijna een half miljoen exemplaren verkocht, nu verschijnt de zesde editie (Boom Uitgevers, € 49,95).