5 prangende vragen
Van bakkie pleur tot wakker worden, van neusgaten tot gebarentaal
Kun je leven zonder het antwoord op bepaalde vragen? Jazeker. Maar hoe leuk zullen onderstaande vragen en antwoorden het doen op een verjaardag! Met dank aan onze collega’s van KIJK, hét magazine over wetenschap en technologie.
1 Hoe word je beter wakker: met een alarm of muziek?
Terwijl het buiten nog aardedonker is, word je onverwachts uit een fijne droom getrokken door een snerpend geluid. De wekker gaat. Een kwartier later zit je met kleine ogen en een kop koffie aan de keukentafel voor je uit te staren. Je moet duidelijk nog even wakker worden.
Sufheid en verminderde alertheid na het opstaan (sleep inertia), kan soms uren aanhouden wat de werkprestaties niet ten goede komt. Voor de meeste mensen is rustig wakker worden geen probleem, maar voor piloten of hulpverleners is directe alertheid cruciaal. Wetenschappers van de RMIT University in Australië onderzochten daarom de invloed van het wekkergeluid op Sleep Inertia (SI). En wat bleek? Hoe minder melodisch het geluid hoe groter de mate van sufheid.
Volgens Adrian Dyer, hoofdonderzoeker, zou een piepend alarm “de hersenactiviteit tijdens het wakker worden verstoren”. Hij gelooft dat nummers als Good vibrations van de Beach Boys of Close to me van The Cure effectiever zijn.
Noot: Omdat het onderzoek onder slechts 50 mensen is uitgevoerd, kunnen er niet te sterke conclusies aan worden verbonden. Dus gooi die wekker nog maar niet het raam uit.
2 Het skelet van een volwassen mens bestaat uit circa 206 botten. Hoeveel wegen die bij elkaar?
Volgens een slimme weegschaal bij de sportschool heeft Karel (44) een totale botmassa van ruim 2 kilogram. Zo weinig?! Dat kan onmogelijk kloppen. Maar hoeveel wegen je botten dan wel?
Er bestaat een wiskundige formule om je botmassa mee te schatten, vertelt internist-endocrinoloog Liesbeth Winter van het Leids Universitair Medisch Centrum. “Je totale botmassa in kilogram blijkt ongeveer gelijk te zijn aan -0,25 kilogram plus 0,046 keer je lengte in centimeter plus 0,036 keer je lichaamsgewicht in kilogram minus 0,012 keer je leeftijd in jaren.” Voor Karel (1,85 meter, 89 kilogram) komt dat uit op bijna 11 kilogram. Veel meer dan die ‘slimme’ weegschaal denkt, maar toch ook weer niet zóveel…“Botten zijn niet massief”, legt Winter uit. “Dan zouden ze veel te zwaar zijn om mee te zeulen.”
Ze vertelt dat botten eigenlijk organen zijn, waarin continu aanmaak en afbraak van weefsel plaatsvindt. “In tien jaar tijd is je hele skelet vervangen”, zegt Winter. “Tot je een jaar of 25 à 30 bent, maak je meer bot aan dan dat je afbreekt. Daarna verlies je juist botmassa. Uiteindelijk kan dat leiden tot botontkalking oftewel osteoporose. Bij vrouwen na de overgang neemt de botafbraak door hormonale veranderingen nog sterker toe. Bij mannen duurt het wat langer.”
Mensen met botontkalking breken makkelijker een bot. Wat kunnen we doen om onze botmassa op peil te houden? “Sporten helpt, vooral zogeheten gewichtsdragende beweging. Op en neer springen is dus goed, en hardlopen of wandelen. Fietsen heeft voor je botten minder zin. Professionele fietsers blijken een lagere botdichtheid te hebben dan professionele hardlopers.”
3 Waarom bestaat er geen universele gebarentaal?
Er zijn zo’n 140 gebarentalen bekend. In Nederland hebben we Nederlandse Gebarentaal (NGT), in België de Vlaamse Gebarentaal. Maar waarom bestaat er geen universele taal voor doven?
Talen, van doven en van horenden, ontstaan wanneer mensen geen gemeenschappelijke taal beheersen, maar toch willen communiceren. In de jaren 80 gebeurde dat nog in Nicaragua, waar een dovenschool werd opgericht. Er ontstond al snel een gemeenschap van dove kinderen, die in de klas en op het schoolplein gebaren begonnen te gebruiken. In no time ontstond er ook een grammatica, die inmiddels is doorgegeven aan nieuwe generaties scholieren.
Op dezelfde manier is het al veel vaker gegaan in de geschiedenis: een groep doven en slechthorenden kwam bij elkaar et voilà, een nieuwe gebarentaal. Er zijn inmiddels zo’n 140 gebarentalen bekend. In Nederland hebben we Nederlandse Gebarentaal (NGT), een taal die waarschijnlijk in de negentiende eeuw is ontstaan op een doveninstituut in Groningen.
Deze taal verschilt fundamenteel van bijvoorbeeld Nicaraguaanse Gebarentaal, maar ook van Vlaamse Gebarentaal en van Duitse Gebarentaal. Gebarentalen verschillen niet alleen sterk van elkaar, maar ook van de gesproken talen uit dezelfde omgeving. NGT heeft bijvoorbeeld echt andere grammaticaregels dan het Nederlands: zo komt in NGT het werkwoord helemaal achteraan in de zin, terwijl het in het Nederlands verder naar voren staat.
Wel is het zo dat doven relatief goed andere gebarentalen kunnen ‘verstaan’. Waarschijnlijk ontwikkelen ze die vaardigheid beter dan horenden omdat ze al van kleins af aan gedwongen zijn te communiceren met mensen die hen niet begrijpen; hun ‘vreemdetaaltolerantie’ is simpelweg hoger. Ook lijkt er onder gebaarders die vaak naar internationale bijeenkomsten gaan langzamerhand een soort mengtaal te ontstaan, met gebaren uit allerlei talen. Vreemdetaaltolerantie en een ‘wereldtaal’: daar zouden de horenden een voorbeeld aan kunnen nemen!
4. Waarom heeft een kop koffie van die rare bijnamen als bakkie troost of bakkie pleur?
Een betwiste taalwet luidt dat een volk veel woorden heeft voor dingen die in het dagelijks leven belangrijk zijn. Denk aan sneeuw bij mensen die boven de poolcirkel wonen. De wet gaat niet altijd op, maar in het geval van koffie misschien wel: een Nederlander drinkt gemiddeld 2,4 koppen per dag, en misschien heeft het Nederlands daarom wel zoveel koffietermen: troost, pleur, leut, het zwarte goud… Om over koffie verkeerd enzovoorts nog maar te zwijgen.
Soms gaat het om woorden voor emoties – koffie roept kennelijk warme gevoelens op. Zo betekende het woord ‘troost’ vroeger ‘steun’: als je koffie dronk, voelde dat als een steuntje in de rug. Het was niet de enige drank met dat effect. Whisky werd ook wel ‘troostwater’ genoemd, en bij een begrafenis kreeg je ‘troostbier’. Een borrel heette ‘troost der armen’, ‘vaderstroost’ of een ‘zielentroostertje’. Jenever werd trouwens in sommige cafés in een kopje geserveerd, om drankvergunningen te omzeilen; dus een kopje troost was ooit iets anders dan wat we er nu onder verstaan. Toch is de benaming ‘troost’ voor koffie óók al lang in gebruik: de betekenis staat vermeld in een woordenboek van het Zaans uit 1897.
De herkomst van ‘bakkie pleur’ is minder duidelijk. Sommigen denken dat Rotterdamse havenarbeiders ermee begonnen. Hun werk was vreselijk zwaar, en bij zulke ellende past het Franse woord voor huilen, pleurer. Maar waarom dat dan koffie ging betekenen? Was de koffie om te huilen? Verklaring nummer twee is waarschijnlijker: havenarbeiders pleurden overal zware zakken neer, en als echte ruwe bonken pleurden ze dan ook hun koffie in een bakkie.
5 Waarom hebben we twee neusgaten?
We hebben twee ogen zodat we diepte kunnen zien, twee oren zodat we kunnen horen waar een geluid vandaan komt, en twee benen omdat… nou ja, omdat niet iedereen van hinkelen houdt. Maar waarom hebben we twee neusgaten?
“De vraag ‘waarom’ iets is zoals het in de natuur is, blijft lastig”, vindt neurofysioloog Johannes Frasnelli (Universiteit van Québec à Trois-Rivières, Canada), die onderzoek doet naar het waarnemen van smaken en geuren. “Je kunt beter zeggen dat we over bepaalde functies beschikken als gevolg van het feit dat we twee neusgaten hebben. Er bestaat zoiets als de nasale cyclus. Het slijmvlies in ons ene neusgat is altijd een beetje meer gezwollen dan in het andere. Dat komt doordat de bloedvaten erin zich verwijden, zodat er meer bloed in komt. Na twee of drie uur neemt de zwelling af en zwelt het slijmvlies van je andere neusgat op. Zo blijven ze elkaar afwisselen.”
De neusslijmvliezen filteren nogal wat viezigheid uit de lucht, waaronder virussen en bacteriën. Om die op te ruimen, is bloed nodig en dus een gezwollen slijmvlies. Maar je wilt ook goed door je neus kunnen ademen. Dus is telkens één neusgat maximaal open, terwijl het andere een opruimbeurt krijgt. Van die zwelling merk je meestal niks, tenzij je snipverkouden bent. Dan raakt het opgezwollen neusgat namelijk eerder verstopt dan het andere. En zo kan het gebeuren dat je ’s nachts in bed constateert dat je ene neusgat eindelijk opengaat… en prompt gaat je andere neusgat dicht. Snif.
Deze vragen en antwoorden hebben we te danken aan onze collega’s van KIJK, hét magazine over wetenschap en technologie. Meer weten? Kijk op Kijkmagazine.nl