‘Auw!’ roept ze. ‘Jongens, ik trek dit niet. Ik ga dood’
Mantelzorgen in quarantaine. Aflevering 8: Sta-lift
Corrie Verkerk (1957) is zzp’er, woont in Amsterdam en schrijft geregeld voor Zin. Haar moeder woont in Vorden, ze is dementerend. Omdat verzorgenden niet langer kunnen komen, is Corrie, met hulp van de thuiszorg, bij haar moeder in quarantaine gegaan. Zwaar, maar óók onvergetelijk. Corrie deelt hun dagelijks lief en leed met ons.
Sta-lift
We hebben een nieuw ‘ding’ in huis: een sta-lift. Om de ruggen van de thuiszorgers en mij enigszins te sparen als mijn moeder moeilijk(er) uit haar bed of van de postoel kan. Voor ons een kleine zegen, voor haar een grote marteling. Hup, daar gaat ze, omhoog. Vastgesnoerd in een soort zwemvest, stevige banden onder de oksels, haar breekbare handen aan het stuur. “Auw!” roept ze. “Jongens, ik trek dit niet. Ik ga dood.”
“Hou vol. Eventjes nog! Het lijkt wel een kermisattractie, hè,” probeer ik het leed ietwat te verzachten. “En je hoeft er niet eens voor te betalen.” Ze kan er niet om lachen. Ik ook niet. Het is hartverscheurend je oude moeder zo hulpeloos te zien bungelen. Het doet me denken aan die legendarische Mel Brooks-scène uit The Spanish Inquisition, met al die geketende en geradbraakte ‘ketters’ in de handen van hun folteraars. Alleen is hier geen sprankje ironie en wordt er niet vrolijk bij gezongen en gedanst. En ik sta aan de afstandsbediening…
Als een veertje
Weer terug op haar comfortabele stoel, na zo’n inspannende postoelbezoeking, puft ze uit. “Hela hola,” klinkt het na vijf minuten. “Ik moet plassen.”
Néééééé! “Mam, je bent nét geweest. En het doet je zo’n pijn!”
“Hoe kom je erbij. Hallóóó! Ik plas in mijn broek!”
Daar gaan we weer. Dit keer probeer ik het zonder martelwerktuig. Met een beetje ondersteuning komt ze ineens als ‘een veertje’ overeind. Sterker nog, nadat ik eventjes de keuken ben ingelopen, staat ze plotseling rechtop achter de rollator terwijl ze zelf haar broekje probeert op te trekken.
Geluksmomentje
Ze blijft een ouwe taaie. Maar wel een hele verwarde. Vanaf haar ‘praatstoel’ klinkt, zoals elke dag, één monotoon refrein:
“Wat moeten we doen.”
“Ik ben zo bang!”
“Ik heb niks meer. Ik heb geen rooie cent.”
“Please, help ons toch.”
Als variatie op het laatste thema vouwt ze plotseling haar handen, als in gebed, en jammert het uit: “Niemand die ons helpt. Cóóór! Doe toch iets. Ik wil weg! Dan krijg je een borreltje van me.” Ja, ze kent me als haar broekzak. Op zich geen slechte deal, maar er valt weinig tegenover te stellen… “Blijf je wel bij me slapen vannacht? O, wat ben ik daar gelukkig mee. Weet je wel hoeveel ik van je hou?”
Een geluksmomentje tijdens de ‘intelligente lock down’ die – het zat er aan te komen – aan mijn brein begint te vreten. Ik verslons het weinige journalistieke werk dat er nog is; zelfs Netflix blijft onaangeroerd. Mijn moeder smeekt, onafgebroken, om hulp. En ik jank. Geen biggelende traantjes dit keer maar zeeën vol. Zelf bij de dagelijkse portie André Rieu op tv, waar ik haar elke dag naar laat kijken. “Mooie muziek, hè?” Nou, zo lijkt het dieptepunt wel bereikt…
De grote buitenwereld
Maar gelukkig, in de grootste shit zijn er altijd lichtpuntjes. Een goede vriendin brengt een flesje wijn. Altijd goed! Een ander introduceert een super-oppas voor mijn moeder, met ervaring in de zorg voor demente ouderen. Terwijl zij twee uurtjes bij haar blijft vertrekken we samen richting dorp, een koeltas vol miniflesjes witte wijn onder handbereik! Al slenterend door het ‘bruisende’ dorpscentrum voel ik me als een soort Catweazle (de oudere lezers kennen die wereldvreemde tv-kluizenaar vast nog wel) in een nieuwe wereld.
Als iemand op ons afloopt, nog meters verwijderd, krijg ik het al benauwd. Potverdorie, ik wilde zó graag de grote buitenwereld in. En nu dit! Al voel ik me ietsje minder schichtig dan een paar dagen terug toen ik – dankzij alweer een bezorgde vriendin – heel eventjes een boodschapje kon doen bij de Appie en als een kakkerlak heen en weer sprong bij het zien van een ander levend wezen. Nu voelt het een beetje als vakantie. Met z’n tweetjes, elk op de hoek van een stenen bankje, héééél lang sudderen, babbelen, het hoofd leegmaken. Stiekem op een luie terrasstoel gaan zitten, wat we eerst van plan waren, is er niet bij. De politie patrouilleert.
Fascinerend
Weer terug ‘in quarantaine’ zoek ik een bezigheid voor mijn moeder zodat ze misschien wat rustiger wordt. Ik haal haar oude naaigaren tevoorschijn en hussel de heleboel door elkaar. “Wil jij die even op kleur sorteren? Anders is het zo’n rotzooitje.” Vroeger was ze een kunstenares met naald en draad. Haar lust en haar leven. Nu kijkt ze naar de klosjes garen alsof er net een grote bolus op haar tafeltje is gedraaid. “Ik ben er bang van.”
Na een poosje begint ze toch te frutselen. Het wordt stil. Geconcentreerd beweegt ze haar handen in haar schoot. Wat doet ze toch? Dan zie ik het. Ze probeert een onzichtbaar draadje door een al even onzichtbare naald te halen, likt aan haar vinger om het uiteinde van het garen te bevochtigen. Zoals ze dat altijd deed. Ooit. Het is een fascinerend gezicht: ontroerend, schrijnend, om te huilen en te lachen. Alles tegelijk. Ik breek…
Meer lezen?
Lees hier aflevering 1: “Waarom gaan we niet weg?!”
Lees hier aflevering 2: Gewoontes haal je niet zo snel uit de mens
Lees hier aflevering 3: ‘Het dorp slaapt. Behalve mijn moeder’
Lees hier aflevering 4: ‘Tel je zegeningen. En zeker, die tel ik”
Lees hier aflevering 5: ‘‘De realiteit van haar grote vergeten komt extra hard aan’
Lees hier aflevering 6: ‘Anderhalve meter afstand? Niet mogelijk’
Lees hier aflevering 7: ‘Ze is bang. Waarvoor? ‘Voor al die blote mannen’