‘’s Nachts schrik ik wakker. Ik hoor haar ademhaling niet’
Mantelzorgen in quarantaine aflevering 14
Corrie Verkerk (1957) is zzp’er, woont in Amsterdam en schrijft geregeld voor Zin. Haar moeder woont in Vorden, ze is dementerend. Omdat ze niet meer voor zichzelf kan zorgen is Corrie, met hulp van de thuiszorg, bij haar moeder in quarantaine gegaan. Zwaar, maar óók onvergetelijk. Corrie deelt hun dagelijks lief en leed met ons.
Terug naar Amsterdam
En daar gaan we dan. Na een kleine honderd dagen een kort weekje terug naar mijn eigen huisje in Amsterdam. Hema-mondkapje op -“Het lijkt wel een luier, Cor”, reageert een vriend – en zweten als een otter. Jezus, ik stik. En ik ben nog nauwelijks onderweg. In de vrij lege trein zie ik nog meer peigerende en lijdende passagiers. Ze frunniken aan hun kapje, trekken het omhoog voor een beetje lucht. Eén uitwasbaar lapje bungelt langs het hoofd van een mede-drager. Elastiekje geknapt. O je, mag niet van het RIVM. Mijn neus kriebelt, er druppelen straaltjes zweet. De ‘luier’ raakt doorweekt. Maar ik hou de handen netjes onder het masker.
Op het plein voor het CS overvalt me een soort paus-gevoel. Ik zou de grond wel willen kussen. Ik ‘ruik’, ‘proef’ de stad. Doekje af. Ik adem weer. Op het eerste terrasje roept een oude bekende: ‘Cor!!!! Je bent terug. Glaasje wijn?” Nou, wel twee. En een ijskoud glas water, alsjeblieft. Als ik weer opsta loopt hij met open armen op me af. Help!!! Hij gaat me zoenen. Ik spring achteruit. Alleen mijn oorlelletje ontkomt niet aan zijn liefkozing. Gek, alles lijkt net als vóór die ‘honderd dagen (betrekkelijke) eenzaamheid’. Op kroegbankjes kruipen, letterlijk, uitgelaten drinkers bij elkaar. Ik zie een omhelzing, een zoen. Alsof er geen virus bestaat.
Je laat me toch niet in de steek?
Mijn hoofd voelt uitgelaten, maar ook bezwaard. De dag voor het vertrek pakt mijn moeder, met ongekende kracht, mijn hand beet en laat niet los. “Je laat me toch niet in de steek? Je blijft toch wel bij me?” Alsof ze het voelt. “Schat, ik ben altijd bij je. Dat weet je toch? Maar nu moet ik even werken, in Amsterdam. En dan blijft de oppas gezellig bij je.” Ze lijkt er in te berusten.
Alsof het zo moet zijn is de dag van vertrek een hectische. Haar oude stoel die ik haar – in betere tijden – cadeau gaf verdwijnt definitief door het raam naar buiten. Een van alle gemakken voorziene zit/rolstoel prijkt nu op het plekje van haar ooit favoriete meubel. Zo zit ze beter. Gek, het is maar een voorwerp. Maar het voelt als een soort afscheid nemen. De actieve, pijnlijke, lift wordt vervangen door een passieve ‘optiller’ met ondoorgrondelijke gebruiksaanwijzingen. En ze krijgt een katheter, zodat we niet elke dag met haar hoeven te sjouwen voor een plasje. Ja, allemaal beter. Ik weet het. Maar het is ook, elke keer, een stapje dichter naar af…
Nauwelijks uit de trein bel in naar Vorden.
“Dag mam.”
“Dat kind. Kom je zo bij me?”
“Straks, lieverd. En Ninke is bij je. Gezellig he?
“Waar bén je nou?”
“In Amsterdam, mam.”
“Oh kind. Doe je wel voorzichtig? En dan kom je naar huis, toch?”
Traantje
Het gaat goed, zegt de oppas. Maar toch voelt het ongemakkelijk. Alsof ik een egoïstische trut ben, die mijn moeder in de steek laat om het even lollig te hebben in de grote stad. Bah, ik ben nog niet eens thuis en nu al biggelt er een traantje. En niet van het zweet.
Elke dag bellen we. Niet meer zoals vroeger: samen lachen, de dag doornemen.
De oppas reikt haar de telefoon aan. “Nee Willy, andersom. En dan hierin praten. Zeg maar wat.” Er klinkt gerommel, gefrutsel, een stem uit de verte. Het wil niet zo lukken met die hoorn. .
“Hallo. Ik ben het, mam.”
“Wie??? Oh, kind, heerlijk. Let je wel goed op de katjes?”
De katjes zijn al zo’n kwart eeuw, of misschien al langer, hemelen. Samen met mijn vader paste ze dikwijls op hen…
“Ik zorg goed voor ze hoor.”
“Fijn.” Dan is het even stil. De oppas neemt de telefoon over. “Ze slaapt alweer bijna.”
Vandaag zijn ze samen in het dorp geweest, een ijsje eten. Ik schrik. “Je houdt toch wel afstand!?!” Nee, ik hoef me geen zorgen te maken. Ze is in goede handen.
Van schrijven-in-alle-rust, wat ik me zo had voorgenomen, komt niks. Ik hang uren voor mijn mega-tv, slaap een gat in de dag, wandel door de stad waar het alweer wat drukker wordt, pak terrasjes met vrienden, dans in het café – ja, volgens alle regeltjes. Want ik moet natuurlijk geen corona als cadeautje mee naar huis nemen. Als iemand in het, niet volle, stamcafé te dicht bij me dreigt te komen grijpt de bardame in. “Ho, ho! Afstand. Ze zorgt wel voor haar oude moeder, hoor.”
Waar ben ik?
’s Nachts schrik ik wakker. Gedesoriënteerd. In het donker speur ik naar haar bed. Ik hoor haar ademhaling niet. Waar ben ik!?! Een beklemmend gevoel dat pas na drie nachtjes verdwijnt…
En dan is het alweer voorbij. Kapje op, trein in. Terug naar het dorp, waar mijn moeder inmiddels ook al weer een kopje koffie op een – stil – terras heeft gedronken. Ondanks dat ik daar nog altijd wat angstig voor ben, besef ik dat het goede prikkels zijn. Al die maanden in haar stoel, met sporadische aanloop, hebben haar hersenen geen goed gedaan…
“Kijk Willy, daar is Corrie weer.”
“Huh…”
“Ben je blij, mam.”
“Jaaaaaah,” zegt ze en wendt haar blik weer naar de televisie.”
“Hou je nog van me?”
“Nou, ik heb alleen maar een broek aan hoor.”
Dat ik er even niet ben geweest lijkt alweer vergeten.
Over tot de orde van de dag. De rolstoel gaat stuk, de nieuwe lift blijkt een puzzel, zelfs voor de zorg. Er moeten hellinkjes bij de drempels naar buiten worden gelegd, want de stoel blijkt loodzwaar en nauwelijks op te wippen. Even geen tuin. Te heet ook. Even niet schrijven. Te druk. En ondertussen verdwijnt mijn moeder – stukje bij beetje – naar haar eigen, ongrijpbare, binnenwereld. Binnenkort vertrek ik, opnieuw, richting stad. Een paar daagjes. Fijn vooruitzicht, ondanks de kartelrandjes. Tsja, terug in Amsterdam mis ik het samen zijn in Vorden, het zorgen en liefhebben; terug in Vorden mis ik de vrijheid en de ‘zorgeloosheid’ van de stad… De balans vinden in coronatijd. Het blijft een uitdaging.
Meer lezen?
Lees hier aflevering 2: ‘Gewoontes haal je niet zo snel uit de mens’
Lees hier aflevering 3: ‘Het dorp slaapt. Behalve mijn moeder’
Lees hier aflevering 4: ‘Tel je zegeningen. En zeker, die tel ik’
Lees hier aflevering 5: ‘‘De realiteit van haar grote vergeten komt extra hard aan’
Lees hier aflevering 6: ‘Anderhalve meter afstand? Niet mogelijk’
Lees hier aflevering 7: ‘Ze is bang. Waarvoor? ‘Voor al die blote mannen’
Lees hier aflevering 8: ‘Auw!’ roept ze. ‘Jongens, ik trek dit niet. Ik ga dood’
Lees hier aflevering 9: ‘Hmmm.’ Ze sluit haar ogen en doet een tukje’
Lees hier aflevering 10: ‘O, daar weet de dominee wel een oplossing voor’
Lees hier aflevering 11: ‘Ze heeft liefgehad en heeft nog altijd lief’
Lees hier aflevering 12: ‘Zo’n po-bezoekje met of zonder sta-lift is geen kattenpis’
Lees hier aflevering 13: ”Haar hele bovenlijf ziet er uit als een overrijpe kers’