‘Ons vermogen om te luisteren is er slecht aan toe’
Een nieuwe column van Stef Bos
Stef Bos is singer-songwriter en woordkunstenaar. In Zin schrijft hij over zijn leven als muzikant en als echtgenoot en vader.
Ontwikkelingen
Het comfort van de moderne tijd. Een robothond op het station in Rotterdam. Gezichtsherkenning die een mens van vlees en bloed vervangt bij de douane op een vliegveld. Een scanner bij een supermarkt waardoor je de kassière ontloopt. En natuurlijk dat kleine ding in ons aller handen dat het centrum is van ons ego universum. De legendarische acteur Peter Ustinov vertelde dertig jaar geleden in een interview over de ontwikkeling van communicatiemiddelen: “We leven in een tijd van ongelofelijke technologische vooruitgang. Een vriend van mij belde vanochtend vanaf een eiland in de Stille Oceaan, liggend aan een zwembad met uitzicht op zee en met een waterdichte draadloze telefoon… Geweldig. Alleen… hij had niets te vertellen.”
Datacentra
Dertig jaar later is de draadloze telefoon van nu al een stuk antiek. We dragen een halve computer met ons mee die bijna een deel van ons lichaam is geworden. Het lijkt ons uitzicht op de wereld. We kijken meer naar dat ding dan naar de werkelijkheid die ons omringt zoals de mensen die we passeren, of de vormen van de wolken in de lucht boven ons. En als we al iets gewaar worden van die werkelijke werkelijkheid, dan nemen we direct een foto met datzelfde ding om het daar in op te slaan. We zijn ook overal traceerbaar. Onze data worden geregistreerd, vaak zonder dat we ons dat realiseren. En met Covid hebben we nu ook een QR-code op een app die ons toelaat ergens binnen te mogen. Het gaat allemaal opeens zo snel dat George Orwell er zijn ogen bij uitwrijft. Om het idee van Big Brother te installeren heb je geen druk van bovenaf nodig: de mens betaalt gewoon zelf voor zijn eigen controle-unit die in een of ander datacentrum in Zeewolde onze persoonlijkheid vastlegt en analyseert.
Probleem
Hebben we ons eigen monster gecreëerd? De toekomst zal het uitwijzen maar voorzichtigheid is in elk geval geboden. Het grote geluk heeft het ons niet gebracht, dat blijkt duidelijk uit de verbitterde onderstroom die je soms voelt in onze samenleving. De virtuele gemeenschappen van volgers en likes hebben ons niet minder eenzaam gemaakt. De polarisatie vaart er wel bij, want zonder elkaar recht in de ogen te kijken kun je makkelijker iemand met de grond gelijk maken. Kort voor zijn dood, een jaar of vijf geleden, vroeg ik aan mijn vader: “Wat vind je nou eigenlijk van deze tijd, pa?” Het was de tijd van de ‘Zwarte-Pietdiscussie’ waarbij ik het gevoel had dat het onderwerp niet zozeer het probleem was, maar meer de manier waarop wij erover praatten. Hij zei: “Wil je dat echt weten jongen?” Ik zei: “Ja.” Hij zei: “Wel, laat ik dan beginnen bij jou… Je zit de hele tijd op je telefoon te kijken en praat met mensen hier ver vandaan terwijl wij naast elkaar zitten. Volgens mij is dat een probleem van onze tijd jongen, we zijn niet meer echt samen. We kijken elkaar niet meer recht in de ogen. Ons vermogen om te luisteren is er slecht aan toe.” Sindsdien probeer ik elke ochtend tot twaalf uur dat ding uit te schakelen om de werkelijkheid nog eens toe te laten van wolken die overdrijven en mensen die je tegenkomt in het echt.
Mis Stef Bos nooit meer!
Stef Bos (1961) is singer-songwriter en woordkunstenaar. In Zin schrijft hij over zijn leven als muzikant en als echtgenoot en vader. Stef is getrouwd met de Zuid-Afrikaanse kunstenares Varenka Paschke. Samen hebben ze drie kinderen: zoon Kolya (11) en dochters Lorelei (9) en Vonkie (4). Ze wonen afwisselend in Zuid-Afrika en in Vlaanderen.
Nooit meer een column van Stef missen?
Met deze aanbieding lees je Zin wel erg voordelig.