Yvette van Boven
‘We werden verliefd terwijl we een foto maakten van een nestje pasta met een ei’
Kookboekenauteur Yvette van Boven (1968) verdeelt haar tijd tussen haar Amsterdamse dijkwoning en haar boerderij in Ierland, het land waar ze opgroeide. Een gesprek over verliefd worden op je beste vriend en positief blijven, soms tegen de klippen op. Nú in Zin.
“Oof en ik zijn al 25 jaar samen. We zijn aan elkaar verknocht. We kunnen elkaar goed uit de put trekken, afremmen en aanmoedigen. Qua karakter zijn we wel anders. Hij denkt langer na, ik ben veel impulsiever. Ik zat vanaf mijn 17de in Antwerpen op de kunstacademie. Na twee jaar ging ik interieurarchitectuur studeren in Den Haag en in de horeca werken om mensen te leren kennen. Oof werkte achter de bar bij café Schlemmer. We werden meteen vrienden. Pas tien jaar later kregen we een relatie.
Verliefd
We werden verliefd terwijl we een foto maakten van een nestje pasta met een ei. Onze eerste foto samen. Ik dacht: o, wat raar. We voelden het op hetzelfde moment. Ik maakte mijn eerste kookboek met meiden van een tentje waar ik werkte. Het hele boekje hebben we met de hand getekend en voor het omslag wilden we een foto. Ik belde Oof, want hij was assistent bij Jaap Vliegenthart, een fotograaf. Aan het eind van de dag mochten we in zijn studio een foto schieten. Hij hoefde er niets voor te hebben dus gingen we met hem bij Café Amsterdam eten. Oof zei dat ik wel bij hem kon blijven slapen. Er gebeurde niets maar het was wel een beetje spannend. Er was een sterke aantrekkingskracht maar ook afhouden, uit angst om kapot te maken wat zo goed was.”
Soms botst het
“Met de studie in Den Haag ben ik een dag voor mijn examen gestopt, uit faalangst. Ik was zoekende. Zodra Oof en ik iets kregen, merkte ik dat ik veel meer op mijn plaats zakte. Eind twintig is een leuke leeftijd. Je wordt zelfbewuster en zelfverzekerder. Opeens pas je beter bij jezelf. Je maakt minder fouten omdat je beter weet wat je leuk vindt. En als je iemand vindt die daar naadloos bij past… We kwamen een beetje uit hetzelfde nest, onze moeders lijken op elkaar. Het voelde vertrouwd. Hij kende me al goed, dus ik hoefde niet eerst heel aanstellerig een gavere versie van mezelf te spelen. Wat je soms met nieuwe liefdes hebt, dat je denkt: o, straks komt hij er achter dat ik raar slaap. Ik weet nog dat ik voor het eerst bij zijn moeder kwam als ‘vriendin van’, terwijl ik al heel vaak bij hun thuis was geweest. Ik was heel zenuwachtig en zij helemaal niet. Ze zei gewoon: ‘Hoi Yvette!’ Ineens was zij mijn schoonmoeder.
Het duurde dertien jaar voordat Oof en ik weer samenwerkten. Het leek ons een gek idee want we zijn allebei binnen ons vakgebied vrij grote kapiteins op het schip. Soms botst het en willen we allebei onze zin doordrijven. Mijn eerste kookboek, Homemade, wilde ik met een andere fotograaf doen want Oof zei: ‘Bordjes fotograferen? Mwah, ik weet het niet hoor.’ Toen ik een andere fotograaf voorstelde was het opeens: ‘Hm, dat wordt wel heel raar, als ik het niet doe.’
Bij kookboeken zie je vaak dat alles in dezelfde week is gefotografeerd. Steeds hetzelfde camerastandpunt en hetzelfde licht. Bij ons is het een organisch proces. De ene dag fotograferen we een gerecht en dan weer twee dagen niets of drie op een dag. Wat ik test eet ik die avond op. Als het regent gebruiken we kunstlicht en als het mooi weer is fotograferen we buiten. Het gaat een beetje rommelig.”
Vader
“Mijn vader nam me als kind vaak mee uit wandelen en dan oefenden we de namen van bomen. Bomen hebben een bepaalde vorm, zei hij, en zonder bladeren kun je ze beter herkennen.
Mijn vader was tuin- en landschapsarchitect. Hij kwam uit een conservatief nest in Limburg. Mijn opa en oma vonden het moeilijk te begrijpen dat hij dat werk ging doen. Naar hun idee werd hij boer ofzo. In hun milieu werd je arts of advocaat. Bij opa en oma was het alsof je bij de koning en de koningin binnenkwam. Ze hadden een groot huis, voornaam, vol antiek. Als je door de gangen liep, rinkelde het kristal. Bij belangrijke diners werden we bediend door meisjes in donkerblauwe jurkjes met witte schortjes. Ze hadden enorme wijnkelders en proviandkelders met stapels boter. Wij verveelden ons altijd dood en slopen met onze nichtjes stiekem naar beneden om botergevechten te houden.
Mijn ouders wilden het helemaal anders doen. Zo’n beetje de dag na hun bruiloft vertrokken ze naar Ierland want mijn vader had een baan in Dublin gekregen. Hij ging avonturen aan en was nooit bang om grote stappen te zetten. Mijn moeder zegt altijd dat als mijn vader geen depressies had gehad, ik eigenlijk heel erg op hem had geleken.”
Positief trekken
“Mijn vader was vanaf dat ik jong was regelmatig erg depressief. Wij wisten wanneer we hem met rust moesten laten. Mijn moeder voedde ons op. In goede tijden verzon hij verhalen over kabouters die bij ons in de tuin woonden waarmee ik brieven schreef. Mijn zus en ik maakten kabouterhuizen tot in het kleinste detail. Zodra wij iets wilden timmeren, haalde mijn vader meteen gereedschap en plankjes erbij. Wat verzameld kaarsvet en een draadje erdoor, dan hadden de kabouters ook licht in huis.
Werk was het belangrijkste in zijn leven, hij sprak er altijd over. Zijn tuintekeningen maakte hij met de hand. Hij ontwierp tuinen en landschappen van grote landgoederen en parken. Daar maakte hij maquettes van waar wij naderhand met autootjes doorheen mochten rijden.
Op latere leeftijd is mijn vader vaak opgenomen geweest. Hij was 66 toen hij uit het leven stapte, ik was 36. Ik vind dat niet zo zwaar, het was zijn eigen leven. Ik vind het jammer dat hij nooit heeft geweten dat ik een boek heb gemaakt en een eigen restaurant heb gehad.
Zijn ziekte heeft mij optimistisch gemaakt. Dat zit in mijn karakter maar ik heb het ook altijd gedaan als een soort… Ik was altijd bezig om het positief te trekken, daarmee probeerde ik hem steeds te helpen. Als iemand telkens tegen je zegt dat iets niet goed is, zeg jij: maar je kunt het ook zó zien. Kijk, het glas is half vol.
Mijn zus en ik zijn allebei snel zelfstandig geworden. Op mijn 17de woonde ik op kamers. Ik heb bij tijden best een pittige jeugd gehad. We moesten mee naar gezinstherapie. Daarna ben ik zelf naar de psycholoog gaan, dat raad ik iedereen aan ook al denk je dat je geen problemen hebt. In de jaren 80 had je van die spiegelstickers: ‘Ooit ‘n normaal mens ontmoet? En… beviel ‘t?’ Ja, zo is het toch? Iedereen is knettergek. Knettergekke ouders maken met elkaar twee knettergekke kinderen, en die vechten zichzelf vervolgens ook weer het leven door.”
‘Van mijn moeder en mijn zus kreeg ik een medaillon. Mijn zus heeft mijn kinderen erin geplakt: Marie en Trix. Hughie is mijn derde hond’
Kinderen
Ik heb nooit de drang gevoeld om echt moeder te worden. Tijdens elke vakantie logeerde ik bij mijn tante, de zus van mijn moeder, met wie ik heel close ben. Ze had een grote moestuin. Ze zei: ik kan me nog herinneren dat jij op je 12de een keer woedend in de tuin zat te graven. Je was van alles aan het plukken en het wieden terwijl de tranen over je wangen liepen. Toen ik vroeg wat er was riep je: ik wil helemaal geen kinderen! Haha. Wat een bevrijdende gedachte. Die zorg voor iemand anders, jezus. Ik vind mijn eigen leven al genoeg. Ik denk altijd: als ik zelf volwassen ben moet ik misschien eens aan kinderen gaan denken?
Ik zie al die ouders hier op zaterdag om acht uur naar de hockey of voetbal gaan. Jezus, ik houd al niet van sport en dan zit je daar in de regen langs dat veld. Mooi joh. Maar ik mag uitslapen.”
TEKST: MINOU OP DEN VELDE | BEELD: BRENDA VAN LEEUWEN
Zin in meer?
Lees het hele interview met Yvette van Boven in Zin magazine 8. Nú in de winkel. Of bestel ‘em hier.