Toen ik 2 was, was ik nog familie van mijn vader en moeder’
Een nieuwe column van cabaretière Katinka Polderman
In een nieuwe column van cabaretière Katinka Polderman: ‘Eens per week kwam de wijde wereld mijn dorp binnenrijden, in de vorm van een bruin met beige bus vol boeken.’
Ik liep van de bakker naar de kinderboerderij – met een kleine omweg, zodat ik langs het schoolplein van mijn oudste kwam. Ik hoopte dat zijn klas net aan het buitenspelen was en we even zouden kunnen zwaaien. In de buggy werd er tevreden op een eierkoek gekluifd, daar ging mijn jongste op in drie van zijn favoriete bezigheden tegelijkertijd – jassaan, buite, koek.
Er stond een busje van de bibliotheek voor de school, en ik mijmerde wat over de bibliotheekbus die vroeger bij ons op school kwam. In ons minuscule dorp was niks. Een school, een supermarktje, een brievenbus en een glasbak. Maar eens per week kwam de wijde wereld het dorp binnenrijden, in de vorm van een bruin met beige bus vol boeken. Die bus stond dan een uurtje voor de school, en daarna was er weer alleen ons dorp, ver weg van de stad en de reuring.
Lopend achter de buggy probeerde ik te bedenken of het toen, in de jaren 80, fijner was. Toen moesten we moeite doen om de dorpscocon te verlaten en de grote wereld op te zoeken. Of is het nu juist prettiger, nu we de hele dag in verbinding staan met de wereld en alle leuke dingen, ondanks alle ellende die we daarmee ook direct en ongefilterd op ons bordje krijgen?
Er speelden kinderen op het schoolplein, maar de klas van mijn zoon zat er niet bij. Wel kwam er een meisje aanrijden, aan de andere kant van het hek. Ze zat op een enorme driewieler en trapte heel hard. Ze groette me.
“Zo, jij hebt een snelle fiets!” zei ik.
“Dat is geen snélle fiets, dat is een hóge fiets. Dit is mijn school!”
Ik zei dat mijn zoon ook op haar school zat, in een andere klas.
Ze wees op de buggy. “Hoeveel jaar is zij?”
“Dat is een jongen, hij is bijna 2 jaar.”
“Toen ik 2 was, was ik nog familie van mijn vader en moeder. Maar toen ging het mis.”
Ik schrok. Had ik dit meisje nou goed verstaan? Maar ik wilde niet al te expliciete vragen stellen. Voor je het weet heb je een kind achter een hek aan het huilen gemaakt, en dan zou ik haar niet kunnen troosten – vanwege dat hek.
“O,” zei ik dus maar, “dat is niet zo mooi.”
Het meisje bleef als een razende rondjes rijden op de driewieler. Telkens als ze vlak bij het hek was verstond ik wat ze zei, verder weg verwaaiden haar woorden. Ik ving iets op over een grote broer en een grote zus, maar toen ik vroeg of die bij haar woonden kon ik het antwoord niet verstaan.
Na een paar minuten van verwaaiende woorden verscheen er een zorgelijk fronsje op haar gezicht en besloot ze met: “En zo gebeurde het.”
Het meisje driewielerde weg van het hek.
“Dag!” riep ik haar na, en liep naar de kinderboerderij met mijn zoon in de buggy.
Ik had weer een hoop nieuw materiaal om over te mijmeren.
Katinka Polderman (1981) is cabaretier. Ze woont in Den Bosch met haar man Peter, zonen Bram (5) en Koen (1) en poes Beertje. Haar dagen vult ze met schrijven, tekenen, Lego en boeken. Het liefst dwaalt ze door onbekende Nederlandse provinciesteden en plaatselijke boekhandels.
Meer Katinka?
Nooit meer een column van Katinka missen? Met deze aanbieding lees je Zin wel erg voordelig.