Joyce Roodnat wandelde als kind veel met haar moeder
‘Er werd onophoudelijk gepraat. Over alles. En geruzied’
Pas bij het schrijven van dit boek realiseerde ze zich hoe dat voor haar moeder geweest moet zijn: een gescheiden, alleenstaande vrouw zijn in een net-naoorlogse tijd. Joyce Roodnat (1955) liep de wandelingen die ze als kind met haar moeder maakte opnieuw en wijdde daar een boekje aan. Een eerbetoon aan haar moeder.
Met moeder mee. Een wandeling beschrijft de wandelingen die je als kind met je moeder maakte door Amsterdam-Oost. Is jouw wandelliefde daar begonnen?
“Nee. Want dat zag ik niet als wandelen, dat was lopen – wat iets heel anders is. Ik ben gaan wandelen omdat de fysiotherapeut zei dat ik moest gaan sporten. Wandelen was de enige sport die ik zag zitten. En al snel ontdekte ik dat ik het geweldig vond. Niet alleen als manier van bewegen, ook omdat het me onafgebroken theater aanbood. Er gebeurt altijd wel wat. Vandaar dat ik erover ben gaan schrijven.”
Welke functie hadden die wandelingen voor jou en je moeder? Wat maakte ze zo fijn – of misschien vervelend?
“In principe was de functie: van A naar B geraken. Voor mijn moeder werd het een manier om haar muizenissen onder controle te krijgen: lekker denken, noemde ze dat. Als we samen liepen werd er onophoudelijk gepraat. Over alles. En geruzied, dat konden we goed. Maar dat deden we allemaal ook als we stilzaten.”
Je maakte de wandelingen van vroeger nu opnieuw. Wat is er veranderd, wat viel je op?
“Hoeveel er bij het oude is gebleven, ook al is er nog zo veel veranderd. De kastanjebomen uit de Finsenstraat, waar we woonden, zijn vervangen maar de sfeer is hetzelfde: kalm, vriendelijk, bijna provinciaal, met de tram op de Middenweg als geluidsdecor. Het Chinese restaurant Wong Koen – waar wij tot onze opwinding Rob de Nijs zag eten – in het winkelcentrum is van eigenaar veranderd – leuke vrouw is daar nu de baas! – maar nauwelijks van inrichting. De bibliotheek op de Brink in Betondorp is nu een buurtcentrum maar ik liep naar binnen en het was of ik een tijdmachine betrad.”
En hoe vóelde het toen je daar na zoveel tijd weer wandelde?
“Het voelde dierbaar. Mijn moeder leeft niet meer, tien jaar geleden stierf ze en ik mis haar nog altijd. Door in ons spoor te lopen, herinnerde ik me allerlei extra details zoals de jongens die uit de ramen van de kazerne aan de Kruislaan hingen en naar mijn moeder floten. Dat was ik totaal vergeten, en nu besefte ik bovendien dat mijn moeder, net 30 toen, dat leuk vond. Want ik zag plotseling haar halve lachje in mijn geheugen.”
Je bent nu zelf moeder, hebt een inmiddels volwassen dochter. Heb je met haar ook gewandeld?
“Niet veel. Wij fietsten. En dat doen we nog. Ik ben giga-trots op mijn dochter. Zij had trouwens een sterke band met haar oma, die twee genoten van elkaar.”
Wat kreeg je van je moeder mee en wat heb je als moeder aan je eigen dochter doorgegeven?
“Ik heb veel van mijn moeder geleerd, bijvoorbeeld dat je voor een ander op moet komen. Ze leerde me ook dat je daarbij niet agressief moet doen maar beslist. Ik hoop dat ik dat aan mijn dochter heb doorgegeven. Mijn moeder is dat trouwens blijven doen. Ze was achter in de 70 en ongezond, en ze ging toch nog als vrijwilliger op bezoek bij uitgeprocedeerde asielzoekers die in de cel waren beland.”
Bijzonder en ook ontroerend, alle ‘ik-weet-nog-jes’ over je moeder in je boek. Is het misschien toch ook – of vooral – een ode aan haar?
“Het boek is inderdaad geschreven als eerbetoon aan haar en aan vrouwen als zij: jongvolwassen terwijl de oorlog nog vers in het geheugen lag, de Wederopbouw werd voltrokken, de mannen profiteerden van de nieuwe normen terwijl voor vrouwen de normen vooroorlogs waren. Als gescheiden vrouw was zij een uitzondering in onze buurt; pas bij het schrijven van dit boek realiseerde ik me hoe dat voor haar geweest moet zijn. Zoals de buurvrouw die langs haar neus weg informeerde of er een man was blijven slapen. Of de vader van een klasgenootje van mij die aanbelde omdat hij dacht dat zo’n vrouw-alleen makkelijk te versieren was.”
Raak je ooit uitgeschreven over wandelen – of ben je dat nu?
“Ik was er al jaren over uitgeschreven. Toen uitgeverij Van Oorschot me om dit boek vroeg – het is een deel in de Terloops-serie, zei ik: graag, maar alleen als ik achter mijn moeder aan mag wandelen. En heden en verleden in elkaar mag laten overlopen.”
Win met Zin
We geven 3 boeken van Joyce weg. Kans maken? Deel in de comments met ons jouw favoriete wandeling.
Over het boek
Als kind liep Joyce Roodnat dag in dag uit met haar moeder door Amsterdam-Oost. Ze gingen samen naar de bibliotheek in Betondorp, keken naar de koeien die graasden naast het gloednieuwe winkelcentrum, wandelden naar school ‘aan de andere kant’ van de Middenweg. Roodnat loopt de routes na die ze zo vaak met haar moeder heeft gewandeld. Ze verweeft haar observaties over toen en nu met bespiegelingen over het moederschap en met aanstekelijke lijstjes. En ze realiseert zich dat haar warme, eigengereide moeder het zwaar gehad moet hebben als gescheiden vrouw in een buurt waar een moeder moeder was en een huwelijk een onwrikbaar gegeven. Met moeder mee is een stervormige wandeling door Amsterdam-Oost die laat zien wat generaties elkaar doorgeven en hoe de stad is veranderd.
Met moeder mee is verschenen in de reeks ‘Van Oorschot Terloops!’: handzame boekjes waarin een schrijver je steeds meeneemt op zijn of haar favoriete wandeling. De boekjes zijn rijk geïllustreerd met kaarten, tekeningen, en foto’s.
(Terloops – Met moeder mee. Een wandeling, Van Oorschot, € 12,50)
De schrijver
Joyce Roodnat (1955) is schrijver en journalist. Naast haar functie als chef van de kunstredactie van NRC schreef ze tien jaar over wandelen en publiceerde ze verschillende wandelboeken. Inmiddels schrijft ze voor NRC wekelijks een column over de kunsten. In 2001 debuteerde ze met de roman ’t Is zo weer nacht, die bekroond werd met zowel de Geertjan Lubberhuizenprijs als de Debutantenprijs. Het succesvolle Een kwestie van lef. Stijlgids voor vrouwen tussen de 40 en 60+ verscheen in 2007. Voor Hé, zie je dat!?, over de films van Ed van der Elsken, ontving ze in 2017 de Louis Hartlooper Prijs.