‘Literatuur was naast muziek altijd al mijn grote liefde’
Auteur Gerwin van der Werf over zijn roman De Droomfabriek
Hij is gevierd schrijver én docent muziek op een middelbare school. Gerwin van der Werf (1969) vindt het best lastig die twee beroepen uit elkaar te houden. Dat blijkt ook wel uit zijn nieuwste roman De droomfabriek: die speelt zich af op school. ‘Sommige dialogen uit De droomfabriek komen woordelijk uit lessen uit dat rampjaar’
Je bent boeken recensent voor Trouw. Hoe ervaar jij recensies van anderen over jouw eigen werk?
“Ik ben eigenlijk blij met elke recensie, lovend of kritisch – het geeft je het gevoel dat je werk tenminste gezien is en serieus genomen wordt. Van een positieve recensie kun je licht in je hoofd van euforie worden, als de recensent onverhoopt tot de kern is doorgedrongen en zich niet uit in clichés. Als een recensent het boek slecht of bevooroordeeld gelezen heeft, dan heb ik terecht het gevoel dat mijn boek onrecht is aangedaan. Dat wil ik zelf als recensent dus altijd vermijden.”
Je recenseert dus leest veel. Zijn er schrijvers die een lichtend voorbeeld voor je zijn?
“Ik lees veel inderdaad, en niet alleen de boeken die ik bespreek. Vrij veel Engelse titels ook, ik hou graag bij wat in de literaire wereld hot en happening is. Ondanks al die nieuwe titels blijft er een constante factor, een soort baseline van schrijvers die ik vroeger al las en die me nog steeds lief zijn: W.F. Hermans, Nescio, Biesheuvel. Tegenwoordig lees ik veel meer vrouwen. Nu bewonder ik: Tove Ditlevsen, Manon Uphoff, Ottessa Moshfegh, Rachel Cusk.”
Behalve journalist/schrijver ben je ook nog docent Muziek op een middelbare school. Hoe zie je jezelf eigenlijk vooral? En hoe kwam van het een het ander?
“Als ik voor de klas sta ben ik 100% leraar, dat is nogal wiedes, zoiets kun je niet half doen. Als ik thuis zit te schrijven is de school uit beeld, dan ben ik schrijver. Als je op school rondloopt met het idee ‘maar ik ben eigenlijk schrijver’, dan wordt het niks. En als je thuis schrijft en schoolemail zit te checken, komt er ook niks van terecht. Het is best lastig de twee beroepen uit elkaar te houden. Dat blijkt ook wel, gezien het feit dat ik tóch een roman over een school wilde schrijven.
Ik ben pas op vrij late leeftijd gaan schrijven, debuteerde op mijn 40ste. Twee jaar daarvoor besloot ik dat ik meer wilde doen met mijn leven dan lesgeven alleen – een school slokt je totaal op! – en via schrijfwedstrijden ben ik aan een uitgeverscontract gekomen. Literatuur was naast de muziek altijd al mijn grote liefde.”
De droomfabriek speelt ook op een middelbare school, hoofdpersoon Josie is er wiskundedocent. Ze heeft het er niet makkelijk. Kon je putten uit eigen ervaringen?
“Zeker! Ik ben begonnen als muziekleraar op een vmbo-school in Leidschendam, het was een ‘groene school’ gericht op tuinbouw en hovenier worden. Dat was daadwerkelijk een ontgroening… Ik kon echt geen orde houden en wist niet eens wat ik met ze moest gaan doen. Er waren ook geen faciliteiten, en de leerlingen waren niet de makkelijkste. Veel kinderen met een problematische situatie thuis, sommigen zwierven half op straat. En tja, ze zagen ook wel dat ik een beginneling was en zochten uiteraard de grenzen op.
‘Sommige dialogen uit De droomfabriek komen woordelijk uit lessen uit dat rampjaar’
Sommige dialogen uit De droomfabriek komen woordelijk uit lessen uit dat rampjaar. Je gelooft het haast niet, maar ik hoefde echt niet zo veel te verzinnen. Ik heb van dat jaar geleerd dat ik niet te veel met mezelf bezig moest zijn maar naar de leerlingen en hun noden moest kijken. Vandaar het motto van W.B Yeats bij deel 2 van het boek: I have spread my dreams under your feet, dat is wat kinderen doen: hun dromen voor je voeten leggen, en als je niet goed oplet, vertrap je die. Ook heb ik gezien wat ongelijkheid in het onderwijs doet: iedereen die daar op school zat voelde zich een loser want je was ‘maar een vmbo’er’, tel daar de moeilijke thuissituatie bij op en je hebt een onoverbrugbare kloof. Probeer dáár als kind maar eens uit te komen.”
Waarom koos je voor een vrouwelijk (en vrij jong) hoofdpersonage?
“Josie moest jong zijn en onervaren, maar niet zo jong dat er geen duidelijk leeftijdsverschil is met Carmen. In het boek beschrijf ik de valkuil voor iedere jonge, nieuwe docent: te dicht bij je leerlingen komen en de grenzen niet scherp hebben. Josie doet wat ik deed in de klas: ik kon het met autoriteit en machtsvertoon niet winnen, dus ging ik voor de sympathy vote, de gun-factor. Dat werkte wel maar het was ook oppassen. Josie heeft daar de grootste moeite mee, ze wil graag helpen maar ze zoekt zelf ook iets in de relatie met Carmen: waardering, liefde.
Ik koos voor het perspectief van een vrouw om een simpele reden: omdat ik het dan zelf niet ben. Dat is prettig voor mijzelf als schrijver maar ook voor de lezer. En ik vind het leuk om vanuit een vrouwelijk perspectief te schrijven. In Strovuur (2020, red.) deed ik dat ook met succes.”
Je schrijft toegankelijk en bijzonder levendig met sterke dialogen. Welke lezer heb je voor ogen als je schrijft?
“Ik schrijf niet voor een doelgroep. De enige lezers die ik voor ogen heb als ik schrijf zijn mijn redacteur Marijn en mijn vaste meelezer Wietske, soms ook mijn vrouw of mijn moeder. (lacht) Ik probeer ze weg te duwen want ik ben allereerst mijn eigen lezer: ik schrijf boeken die ik zelf ook graag zou willen lezen maar die er nog niet zijn – dus dan moet ik het zelf maar doen.”
Wat is schrijven precies voor jou?
“Ik weet het eigenlijk niet. Ik wil het en ik haat het soms… Ik ben daar niet uit.”
Wat kunnen we hierna van je verwachten?
“Ik twijfel nog tussen een historische roman over de illustere Julie d’Aubigny, een zangeres en zwaardvechter uit de 17de eeuw, en een kolderieke jaren 80 whodunnit over tien mensen die in een bus stappen met een uiterst vreemde chauffeur waarna ze een nog veel vreemdere reis maken. Zeg het maar!”
Win met Zin
We geven 6 boeken van Gerwin weg. Kans maken? Deel in de comments waarom de Droomfabriek wil lezen.
Over het boek
Zonder ervaring wordt Josie (32) lerares wiskunde op een school in een achterstandswijk. Ze heeft de grootste moeite met orde houden, vooral de hondsbrutale Carmen uit 3A maakt het haar moeilijk. Carmen komt te laat, zit op haar telefoon, heeft nooit huiswerk gedaan, geen pen bij zich – en hoezo is dat háár probleem?
Boeken vliegen door het lokaal, tampons steken in het plafond en nooit, nooit stoppen die leerlingen met praten! Josie houdt de rug recht en dat werpt zijn vruchten af: bij sommige kinderen begint een vuurtje te branden. Carmen vraagt zelfs om bijles. Het kind blijkt slim, grappig en ontwapenend maar ook ontembaar en grenzeloos. En ze heeft zestigduizend volgers op Instagram. Hoe hechter de band tussen Josie en Carmen, hoe onduidelijker het wordt wie de touwtjes in handen heeft. De droomfabriek is een verhaal over macht en onmacht, over goed en fout, maar vooral over het gebied waar die tegenstellingen vervloeien: de liefde.
(De droomfabriek, Atlas Contact, € 21,99)
De schrijver
Gerwin van der Werf (1969) is muziekleraar op een internationale school, columnist en boekenrecensent voor Trouw. Zijn populaire columns over het schoolleven werden gebundeld in Schooldagen (2014) en Stampen en zingen (2018). In 2010 won hij de Nationale Gedichtenwedstrijd en schreef vervolgens een aantal goed ontvangen romans. Zowel Wild (2011) als Een onbarmhartig pad (2018) belandden op de longlist van de Libris Literatuur Prijs. De droomfabriek is zijn zesde roman.