Stijn van der Loo:
‘In fictie schuilt meer waarheid dan in de werkelijkheid. Het is veel scherper’
Hella Haasse zei: ‘Wil je mij leren kennen? Dan moet je mijn romans lezen.’ Datzelfde geldt voor componist, filmmaker en schrijver Stijn van der Loo (1963). Ook zijn nieuwe roman De wilde binnenvaart zit boordevol hemzelf, geplaatst in een aangrijpend, fictief verhaal dat wij ook deze keer mogen verloten.
Je bent schrijver, componist en filmmaker. Drie manieren om een verhaal te vertellen. Hoe zie jij dat?
“Een verhaal vertellen, ja, maar eigenlijk is het me niet om het verhaal te doen, in eerste instantie. Sterker nog: als ik begin, heb ik nog geen verhaal. Ik werk intuïtief: zoals in De wilde binnenvaart: iemand – de ik-persoon – ligt in de hete zon op de voorhut van een schip met zijn luchtbuks. Hij legt aan en schiet een zwaan. Aan het roer van het schip, dertig meter terug, staat een man naar hem te kijken. Dat is een beeld dat ik heb. Ik noem het mijn ‘ingang’. Dan ga ik die ingang in, ik schrijf het op en denk: wie is die man? Wat wil hij? Wie is die ander? Waar zijn we? En wanneer? Daaruit ontstaat een achtergrond en een voorgrond, het verhaal.
Literatuur is voor mij de meest autonome kunstvorm, filmen doe ik bijna alleen in opdracht en muziek zit daartussenin. Ik zeg altijd: de ene helft van de week maak ik werk waar niemand op zit te wachten, de andere helft werk waar iemand op zit te wachten. Dat ‘waar niemand op zit te wachten’ is een geuzenterm. Het is vrij werk, zonder strakke deadline. Er kan iets uitkomen waar juist heel veel mensen op zitten te wachten. Dat had ik bij mijn debuut: De Galvano. Maar ook met het liedje Ken je mij? dat ik op muziek zette. Het laten zingen van die woorden gebeurde in heel grote stilte. Dat dat liedje juist zo’n hit is geworden is het tegendeel van hoe ik met die tekst werkte, op mijn stille zolder. Dat hadden we niet kunnen denken.
Er zijn zeker overeenkomsten, ook, tussen de drie vakgebieden. Voor mij gaat het in de literatuur om de stijl, bijna uitsluitend dat, al hebben mijn romans en dus ook De wilde binnenvaart wel een plot. Maar het gaat om de liefde voor de taal en de muziek in de taal. Ik zit ook vaak tussendoor muziek te maken, even het schrijven onderbreken om een liedje op te nemen of wat piano te spelen. Taal is ook muziek. Het moet stromen, vallen, natuurlijk zijn. Muzikale schrijvers zijn mij het liefst. Het heeft te maken met ritme, dynamiek, met zintuiglijkheid, met melodie en ondertoon, dat soort paralellen. Wat film betreft: in de afgelopen twintig jaar heb ik veel ervaring opgedaan als filmportrettenmaker. Hoe ik in mijn romans naar een personage kijk en me afvraag: wat drijft hem of haar? Wat wil hij, waar zijn we, waar moet het naartoe? Dat zijn precies de vragen dat ik stel aan iemand die ik portretteer. Dat geeft ook aan dat romanpersonages niet door mij worden ‘verzonnen’. Ze verschijnen en ik geef mijzelf de opdracht om ze goed te laten kijken en luisteren en ruiken en voelen, om te ontdekken wie diegene is, wat hem drijft.”
Zit er ook dit keer weer een autobiografisch element in de roman?
“Mijn ex-schoonvader is een tijd binnenschipper geweest in zijn jeugd, tot ‘de vrouw de wal op wilde’. De sprankeling van zijn oog als hij over die tijd sprak, raakte me. Deze man is voor mij sowieso zegsman van meer verhalen geweest. Ook voor De Galvano. Er zit iets in zijn manier van kijken, praten, dromen, en ook liegen, dat ik altijd zeer boeiend heb gevonden. Ik heb een aantal jaren geleden eens een kort verhaal gepubliceerd met de titel De Wilde Binnenvaart. Daarin zie je hem als personage, Zegsman, in een verdichte en fictieve vertelling die wel heel diep waar is. Toen dacht ik al: ik wil eens een roman schrijven met de wilde binnenvaart als decor. Ik vind de term ook mooi dubbel.
Dat autobiografisch element waar iedereen tegenwoordig zo op koerst… Ja en nee. De binnenvaart is decor, dat ik heb opgestoken uit de paperassen van mijn ex-schoonvader, uit wat opmerkingen van hem en van een aantal dagen meevaren op het schip van Pieter en Adri Romijn. Dan schrijf ik op wat de schippers zeggen, hoe ze praten, uitdrukkingen, anekdotes. En ook schrijf ik op hoe het ruikt, wat ik zie, wat ik hoor, het deinen van het schip, het door een sluis gaan, regen, zon. Al die zintuigelijke sensaties. Maar het autobiografische zit hem in de thematiek, in de personages. Literatuur is als dromen. Daarvan wordt gezegd dat je alle personages die je droomt op een of andere manier ook zelf bent. Zoiets is aan de hand. En dat onderliggende broeierige thema van de eenling tegen de massa, dat is natuurlijk míjn thema. Dat je beter af bent als je niet een moederskindje bent in de maatschappij omdat je zelfstandiger bent en beter geoutilleerd om de strijd aan te gaan. Hella Haasse zei al: wil je mij leren kennen? Dan moet je mijn romans lezen. Datzelfde geldt voor mij. Het zit boordevol mijzelf, geplaatst in een fictief verhaal. En wat daar nog bij komt: in de werkelijkheid dansen we vaak beleefdheidshalve maar wat om elkaar heen. Fictie geeft ons als schrijvers de kans om de conflicten tegen elkaar aan te duwen, te laten knallen, kijken wat er gebeurt. Op deze manier schuilt er in fictie meer waarheid dan in de werkelijkheid. Het is veel scherper. Dat is wat de lezer meeneemt van fictie: het zit altijd dichter op de waarheid dan de kabbelende, onopgehelderde werkelijkheden van ons, die zo in de mode zijn.”
Wat is de rol van Blatta, de schippersknecht? Wat wil je met hem laten zien?
“Blatta, die alles ziet, op een of andere manier, pakt de kansen die voor hem liggen, zoals dat bij hem past. Zonder oordeel. Het is iemand die zich overal redt. Als een echte kakkerlak – Blatta betekent kakkerlak. Soms zou je kunnen denken dat hij ‘het lot’ kent, dat hij er zelfs misschien invloed op uit kan oefenen. Dat laatste weten we niet, maar er is wel iets mystieks aan die figuur.
Voor mijzelf was de laatste scene een cadeau. Ik heb de hele roman geprobeerd achter de beweegredenen van Blatta te komen. Hij bleef erg ongrijpbaar voor me. Kent hij ‘het lot’? Manipuleert hij het lot? Hij ziet meer dan we denken maar hij blijft op afstand voor ons. Die laatste scène is zonder oordeel van mij of wie dan ook. Het is gewoon zo: zo is het gebeurd. Hij denkt er zelf ook niet veel over na. Even, dan richt hij zijn ogen op de toekomst. Niet blijven hangen aan het verleden. Dat is zijn ‘evangelie’. Toen ik die laatste scene schreef, was ik blij: eindelijk snapte ik wat hij zelf mogelijk al het hele verhaal wist!”
In hoeverre staat de tanende liefde van Pluim voor haar schipper Vierling symbool voor de uitzichtloosheid van maar door willen varen?
“Ik zou eerder zeggen: andersom. Het decor – de wilde binnenvaart – omvat en versterkt de teloorgang van Vierling, en ook de teloorgang van hun huwelijk. Ik denk zelf dat deze roman een liefdesroman is: het gaat over de liefde tussen Vierling en Pluim.”
Hoe zie jij de tragiek van de kleine, vrije schipper? Valt er nog op te boksen tegen alle schaalvergroting?
“De roman speelt zich af eind jaren 70, toen de duwbotenvaart grootscheeps opkwam en inderdaad de schaalvergroting vele kleine spelers lamlegde. Maar ik ben natuurlijk geen binnenvaartschipper. Ik ben een schrijver die de binnenvaart als decor neemt voor een verhaal tussen mensen. Maar: de tragiek van de kleine, vrije schipper is wel de tragiek voor de kleine, vrije mens. Het is mijn eigen gevecht. Tussen de regels zit ook ergens mijn overtuiging dat we moeten collectiveren. Maar dat is meteen zo dubbel als wat: ik ben een individualist die wil collectieveren. Die dubbelheid kan ik me als scheppend kunstenaar juist heel goed veroorloven. Het maakt mijn personages kruidig…”
Wil je met deze roman misschien méér dan een bijzonder aangrijpend verhaal vertellen?
“Alles wat ik maak is in de kern een ‘liedje van liefde en afwijzing’. Die tegenstellingen interesseren me: het decor is in dit boek een uitzichtloze plek die toch uitzicht heeft. Dromen en afzien, tonnen vervoeren en toch op water kunnen drijven, thuis werken en toch onderweg zijn, klein en benauwd wonen en toch de oneindige vergezichten hebben, ik wil een roman schrijven over mensen geplaatst in hun situatie. Dat wil ik zo goed mogelijk doen: mild en scherp, in alle rijkdom van de tegenstellingen. Ik zei al: stijl is het belangrijkste voor mij. Er zit wel wat politiek in deze roman, met name bij Zwerver en bij de vader van Vierling. Dat zijn door hun tijd getekende mensen. Ik heb mededogen met ze, met hun geworstel, net zo goed! Ik probeer ze zo liefderijk en precies mogelijk te schilderen. Dat is wat ik met mijn roman wil, een ondertoon raken.”
Zie je het verhaal als een film voor je als je schrijft?
“Ja, ik zie de scene heel precies voor me, en ook de personages. Als het niet duidelijk is wat er zal gebeuren, wacht ik tot ik het helder krijg. Soms wordt het tijdens het schrijven helder. Het is een wonderlijk proces. ik probeer wel bewust de beelden te laten kloppen, liefst gerelateerd aan het decor waarin ik me bevind, of waarin mijn personages zich bevinden. Overigens houd ik er normaalgesproken van om ín een hoofdpersoon te zitten, dus een ik-perspectief. Dat maakt dat je heel diep en gelaagd kunt kijken en werken. In deze roman had ik ineens een vogelvluchtperspectief nodig. Omdat ik wilde zien wat Pluim uitspookte en ik kon Vierling die kant niet op brengen. Dat vond ik wel heel leuk ineens om te doen, omdat je juist weer niet in je personages zit dan en dus niet weet waarom ze doen wat ze doen. Bovendien gaf het me aan het einde een kans in de ontknoping die ik anders niet had gehad.”
Toevallig alweer een idee voor een volgende roman?
“Zeker! Ik heb het contract al op zak. De werktitel is De eierstokken van de Chinese hamster. Maar het kan ook heel goed Gezond! worden. Verder zeg ik niks. Ik heb al twintig pagina’s, maar dat kan allemaal nog vervallen en veranderen. Heb al wat ‘ingangen’, maar het is me nog niet duidelijk welke ik zal nemen. Dat is nu nog een stijlkwestie. In welke stijl ga ik schrijven, dus: wie is mijn hoofdpersoon, wat wil hij en waarom praat/denkt/kijkt hij zo? Dat is allemaal nog in nevelen. Komt vanzelf!”
Win met Zin
We geven 3 boeken van Stijn weg. Kans maken? Vul het formulier hieronder in! Meedoen kan t/m 08 februari 2023.
Over het boek
Ruwe bolsters, blanke pitten – dat zijn de helden in Van der Loo’s romans. Dat geldt ook voor Vierling, de binnenvaartschipper die moet knokken om een lading houtsnippers naar Frankrijk te mogen vervoeren. Voor de zelfstandige is het er niet eenvoudiger op geworden sinds de opkomst van de duwvaart; om de last van de stookkosten te verlichten, koppelt Zwerver bij hem aan. Tussen Vierling en zijn vrouw Pluim loopt de spanning nogal op; steeds vaker gaat zij de wal op om bij haar zus te logeren. Wat houdt ze geheim voor hem? En wat zijn de werkelijke beweegredenen van Zwerver? De wilde binnenvaart is een roman vol verknoopte ontwikkelingen op het zwarte water van de rivieren – het water, die lieflijk ogende moordenaar.
(Querido, € 20)
Over de schrijver
Stijn van der Loo (1963) is schrijver, componist en filmmaker. Zijn debuut De Galvano stond op de longlist van de Libris Literatuur Prijs en won de Schrijversprijs én de Publieksprijs der Brabantse Letteren. Voor De held Jacob Mulle ontving hij de Halewijnprijs. Daarna volgden Slopers en Kleine helden zijn wij, twee door de pers zeer goed ontvangen romans.