BELEEF DE TIJD VAN JE LEVEN
Thuis

Thuis

Een nieuwe column van wijkzuster Ronda - deel 8

Behalve echtgenote en moeder is Zuster Ronda (1963) gediplomeerd wijkverpleegkundige. In Zin Magazine gidst ze ons langs bekende zorgthema’s: van werkdruk en te weinig personeel tot klotsende bedpannen. Maar ook en vooral de liefde voor het vak. Dagelijkse beslommeringen, huwelijksperikelen, zorg en zelftwijfel: bij zuster Ronda komt alles voorbij. ‘Ook al is je huis een verlaten eiland geworden, het blijft thuis’

Op mijn zorgroute heb ik die avond vieren­twintig cliënten. Cliënt nummer veertien van die avond is meneer K. Fors op leeftijd en met een soort charmante knorrigheid die je wel vaker ziet bij alleenstaande mannen zonder veel sociale contacten.

Het sterfhuis

Meneer K. gromt een nauwelijks verstaanbaar “goeie avond” als ik zijn appartement binnen­ stap. Mijn blik gaat rond. Heeft hij wel gegeten, gedronken, medicatie ingenomen? Door naar hem te kijken, probeer ik te vangen hoe het met hem gaat.
Ik ga op de rand van zijn bed zitten en probeer oogcontact te maken, maar hij kijkt telkens weg. Eindelijk hebben we contact.
“Hoe is het met u?”
“Beroerd, ze willen me naar het sterfhuis hebben.”
“Het sterfhuis?” vraag ik. Hij vindt me waar­ schijnlijk onnozel want hij reageert scherp met een “daar heb je toch wel van gehoord?” Ik word overspoeld door gedachten. Ja, daar heb ik van gehoord maar eigenlijk wil ik het niet horen. Want, meneer K., als ik eerlijk ben: ik vind de dood en lijden ongemakkelijk. Zelf ben ik ook niet onsterfelijk. Diep vanbinnen ben ik doodsbang, voor lijden en kwetsbaar­ heid. Om uitgemergeld en verstrooid te eindigen in een hospicebed.

Op het moment dat ik mijn uniform draag, probeer ik een positief beeld uit te stralen: ik heb vakkennis en een altijd oplossend vermogen. Maar onder mijn uniform huist angst en onzekerheid. Ik schiet tekort. Ik wil zeggen: ‘Ik kan uw angst en mijn angst niet oplossen, meneer K. Ik kan hooguit op de rand van uw bed zitten, onze handen in elkaar gevouwen. Samen zwijgend.’ Een diepe zucht. “Ze was hier vanmorgen,” zegt hij, “met de laatste bloeduitslagen en die zijn niet goed. Ik vrees dat ik binnenkort ga uitchecken.”

Onnozele vraag

Op dat moment gaat mijn werk­telefoon, opnemen kan nu echt niet. Ik swipe de beller weg. Met een ongemakkelijk gevoel heb ik ook meteen de tijd gezien en ik denk aan die tien cliënten die nog op mij wachten. “Met ze bedoelt u de huisarts?” Tweede onno­zele vraag. “Ja die,” gromt hij. Hij tuurt naar het plafond. Ik pak zijn hand en zijn blik komt weer terug, iets zachter nu. “Ik wil hier blij­ ven, zuster Ronda, in mijn eigen bed, onder mijn eigen deken. Ik heb geen zin in gedoe, andere mensen, geen zin in vragen als ‘hoe is het nu met u, meneer K.?’ ”

Nog steeds heb ik geen pasklaar antwoord, kan ik geen ‘we­zorgen­dat­alles­goed­komt­sfeer’ creëren. Ik kan alleen maar aanwezig zijn, luisteren. Je huis is meer dan een hoop stenen. Het isook een gevoel, een veiligheid en geborgenheid. Het is een plek waar je jezelf kunt zijn.

Ook al is je huis een verlaten eiland geworden, zonder bezoekers. Het blijft thuis, hoe dan ook, ook voor meneer K. “Ik moet nu echt even voor u zorgen,” zeg ik. Ik doe de dingen die nodig zijn, schud zijn kussen extra goed op, alsof ik daarmee al mijn tekortkomingen kan oplossen. Knipoog, ik moet verder. “Is goed hoor.” De grom is weg. Ik loop naar de deur, en ik hoor hem zeggen: “Kom je nog langs voordat ik sterf?” Ik draai me om, kijk hem aan. “Natuurlijk kom ik.” “Morgen?”
“Morgen!”

Reageren?

Stuur een mailtje naar redactie@zin.nl of laat een bericht achter in de comments!

Meer zuster Ronda?

Nooit meer de verhalen van zuster Ronda missen? Bekijk via deze link onze voordelige abonnementen.

Columns teruglezen? Zin.nl/tag/zusterronda