Op eigen wijze
Zuster Ronda, aflevering 13
Behalve echtgenote en moeder is Zuster Ronda (1963) gediplomeerd wijkverpleegkundige. In Zin Magazine gidst ze ons langs bekende zorgthema’s: van werkdruk en te weinig personeel tot klotsende bedpannen. Maar ook en vooral de liefde voor het vak. Dagelijkse beslommeringen, huwelijksperikelen, zorg en zelftwijfel: bij Zuster Ronda komt alles voorbij. ‘Ze redt zich al 99 jaar, dus dat laatste stukje lukt ook wel, vindt ze’.
Kunnen jullie zorg leveren? Ik kijk in de bijgevoegde documenten, die aangeleverd zijn via een beveiligde inlog op de computer. Ik lees dat mevrouw G. is opgenomen in het ziekenhuis. Nu blijkt na diverse onderzoeken dat het echt niet goed met haar gaat. Ze kan niet meer genezen. Een slechtnieuwsgesprek is inmiddels geweest. Mevrouw G. is alleen staand en wil graag naar huis om daar te sterven.
Een terminaalverklaring is afgegeven. Deze verklaring geeft aan dat de levens verwachting nog maar zo’n drie maanden is, het is een toegangskaart om extra zorg in te zetten. Nachtzorg, bijvoorbeeld.
Kunnen we deze zorg inpassen? Dat wordt meten en schuiven met onze planning. Drie zorgmomenten op een dag moet lukken en nachtzorg kunnen we inhuren via een extern bureau. De contactpersoon van mevrouw G. is een nicht en zij belooft ons om te mantel zorgen waar nodig. We geven aan dat mevrouw wat ons betreft naar huis kan komen.
Die donderdag is ze thuis en in de middag stap ik naar binnen. Het hooglaagbed staat voor het raam. Mevrouw G. heeft een mooi uitzicht op een sloot en het grasveld daarachter. “Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens,” zegt ze en ze wijst op een tegeltje aan de muur. “Ik ben zo blij dat ik thuis ben.”
In het volgende gesprek leg ik haar uit wat we aan zorg kunnen bieden, zoals dagzorg en nachtzorg. “Nachtzorg hoef ik niet,” zegt ze stellig.
Ik kijk haar verbaasd aan. “Geen nachtzorg? Is dat wel verstandig?”
Ze glimlacht en vertelt trots dat ze 99 jaar oud is. Bijna een eeuw is ze op de wereld, deze gepensioneerde kleuterjuf. Ze vertelt dat ze zich altijd heeft gered. “Dat laatste stukje red ik ook wel, wat kan me gebeuren behalve doodgaan? De dood is zo’n ondergewaardeerd begrip. We gaan allemaal, de natuur regelt het goed met ons. Geen zorgen, zuster Ronda.” “Weet u het zeker?” probeer ik toch.
“Heel zeker. Ik wil hier liggen, met dit uitzicht. Nog een beetje dromen, omkijken naar hoe het was, in gedachten mijn voeten in het zand voelen. Dat knisperende gevoel vond ik altijd zo heerlijk. De zon op mijn gezicht. Daar kan ik geen vreemden bij gebruiken, ik wil alleen zijn met mijn gedachten en herinneringen.”
De zorg die we bieden moet aansluiten bij de voorkeuren van onze cliënten, zeker in de palliatieve fase. Dat is de fase waarin geen genezing meer mogelijk is. Ons team is getraind in het herkennen van zorgbehoefte. Mevrouw G. wil in de nacht met rust worden gelaten, dat hebben we te respecteren. Ik vind het een lastige, een terminale patiënt alleen laten zijn tijdens de nachtelijke uren. Maar ik
begrijp ook dat ze haar eigen koers wil varen in dit laatste stuk. Het is daarom goed dat we meebewegen, een luisterend oor hebben en sensitief zijn – stel dat ze laat merken dat het tóch anders moet.
Later die week is mevrouw G. rustig ingesla pen, op een zonnige namiddag in bijzijn van haar nicht. Jullie hebben het fantastisch gedaan, staat op het kaartje dat we een paar dagen later ontvingen. Ze was heel blij dat ze haar eigen pad mocht gaan! Dank jullie wel. Mevrouw G. had gelijk, dat laatste stukje heeft ze ook gered. Prima gered, zelfs. ■
Reageren? Redactie@zin.nl