Daniel Boissevain
5 vragen aan
Burgerlijkheid geeft ook veiligheid constateerde acteur en zanger Daniël Boissevain (1969) rond zijn 50ste. Hij groeide op in kunstenaarsgemeenschap Ruigoord. Zijn hippiegenen staan inmiddels in sluimerstand, en dat bevalt hem prima. “Ik sta met beide benen op de grond.” Hij heeft nog wel een lijst vol boekideeën liggen.
Had je een paar jaar geleden aan hem gevraagd hoe bur- gerlijk hij is, dan zou hij stuiteren, lacht Daniël Boissevain. Zo van: ík? Eigenlijk vindt-ie het wel lekker. Vanochtend stond hij om acht uur op, gaf de planten water, deed bood- schappen, maakte de boel in orde en steeds vaker duikt hij er ’s avonds vroeg in. Een soort van geolied leven. In tegenstelling tot vroeger, waarin zijn jeugd in Ruigoord grenzeloos en chaotisch was, en ook daarna moest hij niets van regeltjes weten. Nog steeds gaat Boissevain wel lekker op chaos. “Chaos en een complete tering- zooi ken ik. Het is de consequentie van mijn jeugd. Ik heb het ook altijd fijn gevonden om in mijn vak geen verplichtingen aan te gaan en van de ene naar de andere klus te leven. In een korte tijd bind ik me en stort ik me volledig op een project. Erna geniet ik van de vrijheid en komt er weer iets anders op mijn pad.”
Boissevain verwarmde onze harten als Herman Brood in de musical Wild Romance en speelde de stabiele Tom in Gooische vrouwen – yes, er komt een nieuw seizoen aan, Kees in de klassieke dansfilm Peace of my heart en de botte Johnny in All Stars en alle spin-offs. Vorige jaar tourde Boissevain solo met het spannende en intrigerende theaterstuk De schuldige naar de succesvolle Deense film Den skyldige. Want ook op het toneel ligt zijn hart, zwervend langs de Nederlandse theaters. Die reislust heeft hij eveneens overgehouden aan het opgroeien in Ruigoord.
Met zijn vrijgevochten moeder, stiefvader, stiefbroertje en gelijkgestemden reisden ze met een bus als het Amsterdams Ballon Gezelschap door de wereld op weg naar China. Onderweg speelde de circus- en theatergroep op straat. De Ruigoorders zagen wel hoe ze rondkwamen. “Alleen mijn stiefvader had podiumervaring, de rest had nog nooit gespeeld. We deden het gewoon. China was ons doel, maar de weg ernaartoe was belangrijker. Natuurlijk was het avontuurlijk, maar achteraf realiseer ik me wel dat de groep niet verder keek dan hun eigen bubbel. Jarenlang speelde mijn leven zich af tussen Ruigoord en India. Nergens was ik echt thuis. De ene keer was ik op reis met mijn moeder en stiefvader, de andere keer vertrokken ze maandenlang zonder mij en woonde ik of bij mijn vader of parkeerden ze mij bij vrienden van de buren in Ruigoord. De veiligheid van een echt thuis kende ik niet. Zo rond mijn 16de verlangde ik steeds vaker naar enige stabiliteit.”
‘Bij Vanessa zet ik mijn maskers af. Zonder haar ben ik verloren’
Boissevain schreef zijn jeugd van zich af in zijn debuutroman Het magische kind en ontdekte gaandeweg wie hij is zonder het juk van het hippieleven in Ruigoord. “Schrijven zat al langer in mijn hoofd. ‘De enige die het in de weg zit, ben je zelf,’ zei mijn vrouw Vanessa. Maar als ik dit boek eerder had moeten schrijven, was ik er nog niet uit geweest. Het kind dat nog steeds in mij zat zocht naar bevestiging. Ik moest eerst los van mijn geschiedenis zijn.”
- Als een speelbal dobberde je als kind mee op de grillen van volwassenen. Die vrije opvoeding heeft je vast ook iets gebracht?
“Natuurlijk! Ik ben een overlever, ben niet snel van mijn stuk en kan met iedereen omgaan. Na het schrijven van mijn boek ben ik wel dichter bij mezelf gekomen. Ik sta met beide benen op de grond. Het jongetje van toen heb ik een stem gegeven en dat lucht enorm op. Door het schrijven kwam ik erachter dat ik de bevestiging die ik als jongen zocht niet ging krijgen. Ik moest me verzoenen, en dat is grotendeels gelukt. Tijdens het schrijven merkte ik dat ik als kind in de overlevingsstand stond en vooral alleen was. Al zo jong was ik op mezelf aangewezen. Ik sprak ook niet écht over mijn gevoel. In die tijd spraken ouders en kinderen sowie so niet over gevoelens met elkaar. Dus leerde ik het zelf ook niet. De jonge generatie van nu kan dit veel beter. Het heeft héél lang geduurd voordat ik me ergens thuis voelde. Pas sinds zes jaar kan ik door Amsterdam lopen en den ken: dit is mijn stad. Ik mag hier zijn. Door mijn jeugd voelde ik me altijd een vreemde bezoeker, zelfs in mijn eigen huis. Als kind werd ik ook onrustig als iets te lang stabiel was. Het klopte voor mijn gevoel niet. Decennialang heb ik dit gevoel meegedragen, en nog steeds popt het nu en dan op.”
2. Het anonieme leven tussen Ruigoord en India gaf je destijds een vrij gevoel. Jouw latere leven pakte iets anders uit: vol in de schijnwerpers. Hoe doe je dat?
“Dat is een soort van overleven in de jungle. Op het podium mag ik het ritme bepalen. Op het moment dat de voorstelling afgelopen is en het de gewoonte is om nog even na te kletsen met het publiek, verdwijn ik naar de achtergrond. Ik zet een illusie neer, en daarbuiten hoef ik niet zo nodig vol in de schijnwerpers. Zet mij maar achterin bij de bar met een biertje – maar dan ga ik toch overstag. Dat komt misschien ook wel door mijn achtergrond. Als je als kind niet gezien wordt, ben je constant bezig met hier ben ik, hier ben ik en kijk eens hoe leuk en lief ik ben. Kennelijk geniet ik toch van die aandacht. Dit snap ik, dacht ik ook die allereerste keer dat ik optrad als kind. Het voelde vertrouwd.”
3. Zou jij het met jouw kinderen heel anders doen?
“Niet bewust. Net als mijn ouders volgde ook ik mijn gevoel. Maar ik ben wel het product van mijn jeugd. En als je een grenzeloze opvoeding hebt gehad, loop je tegen dingen aan die je je eigen kinderen wilt besparen. Ik groeide op als een prinsje in de gecreëerde sprookjeswereld van mijn ouders. Als kind dacht ik dat dit het leven was – tot ik mijn eigen weg bewandelde. Ik kwam erachter dat ik geen sprookjesprins was en de wereld niet zo magisch is. Dat was wel een soort domper. Vanessa en ik voeden realistisch op. Wij bepalen de grenzen, en zij mogen ertegenaan schoppen. Als ouders geven wij een veilige basis. Inmiddels zijn Robin en Bibi het huis uit. Ik heb mijn kinderen meer regels gegeven dan ik vroeger kreeg maar ik ben zeker geen strenge ouder. En in tegenstelling tot mijn ouders deel ik veel over mijn gevoels leven met mijn kinderen. Vrienden vragen wel eens of dit wel goed is. Ik vind van wel. Mijn ouders deelden hun gevoelsleven niet, en dat miste ik. Hoewel mijn moeder wel eens dingen over haar liefdesleven ver telde. Dát wilde ik als kind helemáál niet horen. Wat kon het mij schelen dat ze verliefd was op de buurman? Zoek het zelf uit, dacht ik als 14jarige. Ik was niet een van haar vriendinnen.”
TEKST: INGRID SPELT | BEELD: ISOLDE WOUDSTRA, MERLIJN DOOMERNIK
Meer lezen?
Lees het vervolg van het interview met Daniel Boissevain in Zin 3. Nu in de winkel of bestel ‘em hier online.
De beste artikelen in je mailbox? Meld je aan voor de nieuwsbrief