Na het afscheid van je ouders…
Zo houd je de boel bij elkaar
De begrafenis voorbij, het ouderlijk huis leeggeruimd, de erfenis verdeeld… En toen: maar mondjesmaat contact met de broers en zussen. Journalist Christien Jansen (1967) maakte het mee, werd er niet blij van en bedacht een plan.
Het eerste appje van vanochtend kwam van mijn middelste broer. Een filmpje met de mededeling: ‘Dit was vandaag drie jaar geleden en zet vooral het geluid aan.’ Ik opende het filmpje en zag daarop mijn zus en twee van mijn drie broers in mijn strandhuis. Kaarten in hun hand en mijn zus lacht onbedaarlijk om iets. Vervolgens gaat het gelach over in heel hard meezingen met Non, non rien n’a changé van Les Poppys. Ooo, dat zingen en dat lachen! Precies wat we altijd deden als we vroeger met elkaar in de keuken stonden: keihard meezingen met de radio. En dan die grappen onderling. Zo grof dat ik ze hier absoluut niet durf te herhalen. Dat wij vijven een goede band hebben, is te danken aan verschillende factoren. Eén daarvan is dat wij elkaar als kinderen de tent uit mochten vechten – wat we regelmatig deden. Daardoor spreken we het tot de dag van vandaag direct uit als we ergens van balen. Er broeit nooit iets. Ook het door mijn vader in het leven geroepen familieweekend, eerst met het kerngezin, later met de aanhang en de ruimschoots aanwezige kleinkinderen, heeft veel betekend voor onze band.
En als laatste een slimme actie van mijn zus. Drie jaar voor het overlijden van onze moeder werd duidelijk dat onze ouders van begin tachtig steeds meer zorg nodig hadden. Omdat mijn zus het dichtst bij hen woonde – en als enige medisch onderlegd is – zag ze de bui al hangen: dat het leeuwendeel van de zorg op haar schouders terecht zou komen. We kwamen met ons zevenen bij elkaar (broers, zussen, ouders)
en stelden de zorgweek in. Had je ‘de week’, dan verzorgde je drie maaltijden voor de ouders, bij jou of hen thuis, en je was verantwoordelijk voor het regelen van alle (tand)arts- en ziekenhuisbezoeken. Het werkte als een trein. Natuurlijk ook omdat we maar eens in de vijf weken de beurt hadden. Door de gedeelde zorg werden we niet alleen closer met onze ouders, maar ook met elkaar. Er ging geen dag voorbij of er werd geappt, foto’s gestuurd, grappen gemaakt. En… I loved it.
‘Ik miste mijn broers en zus, ik miste ‘ons’
’Toen stierven mijn ouders. Al waren ze dik in de tachtig, het voelde als een aardbeving. De pilaren die zij voor me waren, méér dan ik me tijdens het laatste stuk van hun leven realiseerde, lagen in gruzelementen aan mijn voeten. Ineens hoorde ik bij de club van oude wezen. Niemands kind meer. Maar nog wél de zus van. Alleen was het contact na de laatste begrafenis, het verdelen van de erfenis en het laatste familieweekend beduidend minder dan voorheen. O, wat miste ik de grappige berichtjes en foto’s die jarenlang in de broers-en-zussen- app voorbijkwamen.
Op een kille, grijze januaridag, bijna een jaar na mijn vaders overlijden, zat ik lusteloos, leeg en verdrietig op de bank. Ik miste mijn vader zo erg dat het pijn deed. En ik miste mijn broers en zus, ik miste ‘ons’. Zou ik ze met Pasen zien? Dan moest ik nu al actie ondernemen, anders lukte dat zeker niet. Sowieso zou ik niet iedereen bij elkaar krijgen. Sip scrolde ik door onze broers-en-zussen-app en glimlachte weemoedig toen een vrolijke foto van mijn klaverjassende drie broers met mijn vader voorbijkwam.
Na mijn moeders overlijden klaverjasten we elke vier weken met mijn vader. Ineens viel het kwartje: waarom gingen we daar niet gewoon mee door? Direct stuurde ik in de groep een appje met het voorstel om eens in de zoveel tijd met elkaar te klaverjassen. De reacties waren positief en op onze vaders sterfdag hadden we onze eerste klaverjasavond, door ons omgedoopt tot ‘klaserjansen’, naar onze vader Klaas. We kaartten, lachten, dronken, zongen en praatten bij. Waren ineens weer de broers en zussen zoals we vroeger thuis waren. Sinds die heel geslaagde avond klaserjansen we elke zes tot acht weken met elkaar. Meestal met vier, een enkele keer met z’n vijven en elke keer weer is het speciaal.
‘Ik geïrriteerd, mijn zus woest en hop: vlam in de pan’
Dat klinkt geweldig en dat is het ook. Maar voor dit verhaal te zoetsappig wordt: drie klaserjansen- avonden geleden vlogen mijn zus en ik elkaar weer eens ouderwets aan. Al lieten we nu het haren trek- ken en bijten van vroeger achterwege. Met klaverjassen ben je afhankelijk van je partner, je speelt in tweetallen. Mijn zus en ik waren die avond partners en ik vond dat ze stomme fouten maakte, wat ikgeïrriteerd uitte. Mijn zus werd wóest en hop: vlam in de pan. Ze dreigde op te stappen….
Verder lezen?
Lees het vervolg van Christiens verhaal in Zin 10. Nu in de winkel. Of bestel ‘em hier online.
De beste artikelen in je mailbox? Meld je aan voor de nieuwsbrief
TEKST EN INTERVIEWS: CHRISTIEN JANSEN ILLUSTRATIES: LEONTINE HOOGEWEEGEN