Hanneke heeft een gruwelijke hekel aan wantrouwen
Een nieuwe column van Hanneke Groenteman
Hanneke Groenteman (1939) is programmamaker, journalist en schrijver. In Zin schrijft ze over waar ze tegenaan loopt. Hanneke heeft één zoon, Gijs. Hij heeft vier kinderen (twee dochters en twee zonen). Zij zijn Hannekes Grote Liefde. “Het lijkt wel of wantrouwen de brandstof is waar de maatschappij op draait”
Als ik ergens een gruwelijke hekel aan heb, is het aan wantrouwen. Het eeuwige gevoel dat de ander kwade bedoelingen heeft, een joker in de mouw heeft, deel uitmaakt van een groot of klein complot. Nou, met die afkeer kom je dezer dagen mooi op de koffie: het lijkt wel of wantrouwen de brandstof is waar de maatschappij op draait. Het is een en al controle en check en dubbelcheck
wat de klok slaat. En de systemen om die dubbeldubbelchecks uit te voeren barsten uit hun voegen, met de bekende dramati- sche gevolgen. Namen? Rugnummers? Die heb ik niet een-twee-drie paraat, maar wel diensten. De Belastingdienst, de Vreemde- lingendienst, de Toeslagencontroledienst, de zorgverzekeraars… Allemaal diensten doortrokken van wantrouwen. Gisteren,
op het strand, luisterde ik een gesprekje
af tussen een vader en een zoontje. “Pap, waarom staat die windmolen daar in zee?” “Dat doen ze omdat jij moet geloven dat die windmolens goed zijn voor ons klimaat.” Het jongetje schepte verder aan zijn zand- taart, het antwoord boeide hem voor geen meter. Maar papa zat op zijn stokpaard en oreerde door. “Want die windmolens helpen geen zier, die zijn er alleen maar om ons te misleiden. Net als zonnepanelen, die slaan ook nergens op. Maar als mensen niet zien wat er gedaan wordt, geloven ze het ook niet. Dus plempen we overal die foeilelijke windmolens en zonnepanelen neer zodat wij allemaal rustig gaan slapen. Maar met twee kerncentrales zou het hele klimaat-
probleem zijn opgelost. Maar ja, dat ligt politiek niet lekker hè. Dus…” Hij had inmiddels geen publiek meer (behalve stiekem mij) maar dat maakte niet uit. Zijn motortje van wantrouwen liep net zo lekker. “Kijk, ze doen maar wat, daar in Den Haag.” En daar had je het weer, dat eeuwige daar- in-Den-Haag-riedeltje. “Ze doen maar wat daar, allemaal eigenbelang, ten koste van ons, de burgers.” Het zoontje zocht verkoe- ling in de zee, papa merkte het niet eens. Nu is het probleem dat ik het vrijwel nooit eens ben met protestbewegingen van omge- keerde vlaggen en optrekkende tractoren
en antivaxers en klimaatontkenners. Maar dat mijn ontzag voor ‘Den Haag’ ook tot beneden het vriespunt is gedaald. Waarom hebben de stemmen van complotdenkers en wantrouwen de weerklank die ze hebben? Omdat er uit ‘Den Haag’ geen enkele over- tuigende stem klinkt. Integendeel! Wie schetst ons een visie van waaruit beslis- singen worden genomen? Wie overtuigt ons van de noodzaak en onontkoombaarheid van beslissingen die pijn doen maar nood- zakelijk zijn? Wie geeft ons een toekomst- beeld? Aan wie kunnen wij ons vasthouden als we verloren dreigen te raken? Niemand, toch? Iedereen die met goede moed en volle borst in Den Haag begint (Kaag, Dijkgraaf, Kuipers, Uslu) vergrijst en verdooft binnen de kortste keren en zoekt een functie elders. Hoe is dat toch mogelijk, wie legt het mij uit? Ik wil geloven, ik wil vertrouwen, ik wil begrijpen. Maar hóe dan? ■