BELEEF DE TIJD VAN JE LEVEN
Schrijver Ingrid Hoogervorst

Schrijver Ingrid Hoogervorst

‘Ik denk dat alles wat een schrijver voortbrengt, zijn oorsprong vindt in het autobiografische’

De waaromvraag houdt haar al een heel leven bezig en bepaalt alles wat ze doet, leest en maakt. En toen vond schrijver Ingrid Hoogervorst (1952) de naaimand van haar moeder – geboren en opgegroeid in voormalig Nederlands-Indië – waarin ze een heel mensenleven aantrof. Voilà: daar had ze de aanleiding voor haar aangrijpende roman Topologie van het naaimandje te pakken.

Je bent een ware duizendpoot: behalve schrijver was je ook literatuurcriticus, neem je deel aan jury’s van literaire prijzen en werk je nog als docent aan de Schrijversvakschool. Welke van al deze rollen beviel of bevalt het meest? En hoe zie je jezelf vooral?

“Het leven van Ingrid Hoogervorst ademt literatuur, schreef ooit iemand over mij en ik vrees dat het waar is. Ik ben een echte boekenwurm, al op mijn 6de las ik vijf boeken per week. Je kon je er zo lekker mee afsluiten van de dingen en de mensen om je heen, in een eigen wereld rondlopen die op zichzelf stond, los van de anderen. Lezen en later ook het schrijven van romans vormt de leidraad van mijn leven. Het geeft me een groot gevoel van vrijheid en biedt troost en kracht.”

In je roman Topologie van het naaimandje gaat een dochter op zoek naar het Indische verleden van haar moeder. Heeft dit boek een autobiografische grondslag?

“Vijftien jaar geleden erfde ik het naaimeubel van mijn moeder, een uittrekbare houten kist op elegante poten, barstenvol bewaard kant, lint, elastiek, stopwol, borduurzij en naaigerei. Alles met precisie afgeknipt, ingedeeld, onderverdeeld en vastgespeld. Een bewaarplaats van blikjes en doosjes ooit gevuld met Drosteflikken of sigaretten en nu met knopen van jurkjes en hemdjes van kinderen die allang tot stof zijn vergaan. Mijn moeder is geboren en opgegroeid in onze voormalige kolonie Nederlands-Indië en ik realiseerde me dat de ‘naaimand’, zoals zij hem noemde, een mensenleven weerspiegelde met al haar verknopingen en geheimen.

Als kind speelde ik vaak met die knopendozen. Het naaimeubel symboliseerde een vreemde, onbekende wereld – paradijselijk en naargeestig tegelijk. Een wereld waarin een meisje heerlijk de hele dag kon tennissen, dansen en paardrijden, maar ook naar een ommuurde katholieke kostschool kon worden gestuurd, waar de nonnen je wreed straften als je in bed had geplast. Een wereld die mijn verbeelding prikkelde en me nieuwsgierig maakte.

Ik denk dat alles wat een schrijver voortbrengt, zijn oorsprong vindt in het autobiografische. Dat is een gegeven, jouw leven. De ingrediënten van jouw leven staan vast. Dan begint het nadenken en ga je als schrijver op zoek naar het verhaal achter de dingen. Aan de hand van de vraag: wat beweegt een mens te doen wat hij doet? Die waaromvraag houdt mij al een heel leven bezig en bepaalt alles wat ik doe en lees en maak. Het mooie is dat je op die vraag alleen kan proberen een antwoord te geven door een verhaal te vertellen.”

Kun je iets zeggen over de titel?

“Topologie is een wiskundige term waarmee onder meer de structuur van een verzameling wordt aangeduid. Een topologische ruimte is bijvoorbeeld een computernetwerk of een netwerk binnen de telecommunicatie. In die zin behoort zo’n naaimeubel ook tot een topologische ruimte, tot een verzameling van restanten van levens die alleen nog in restjes stof, knopen, woorden of fotoalbums bestaan. Daar schuilt een grote schoonheid in. Als schrijver vond ik het leuk zo’n abstract theoretisch begrip uit een mannenwereld vast te haken aan zoiets supervrouwelijks als een naaimand. Een alledaags gebruiksvoorwerp, ogenschijnlijk zonder importantie maar in wezen een schatkist, een bewaarplaats van levens, verbonden door naald en draad.

In de roman wordt de naaimand ook overdrachtelijk gebruikt. Dochter Pinkie vergelijkt hem met ‘een ragfijn web dat moeder en dochter, dochter en moeder, bij elkaar houdt. Een web dat door stiltes en vervreemding, door teleurstelling en woede regelmatig uit elkaar getrokken werd zonder dat er één draad knapte. Haar lenige draden kunnen eenvoudigweg niet breken. Elke keer zal het haar grondvorm hervinden, die topologie staat vast. Alleen de dood kan vernietigen.’”

Waarom verzweeg de moeder haar vroegere Indische leven voor haar dochter Pinkie?

“Geen idee, je kunt er allerlei dingen bij bedenken of er een verhaal van maken. Het antwoord op die vraag laat ik dus graag aan de verbeelding en het inlevingsvermogen van de lezer over.”

Hun band was ‘verscheurd’, waarschijnlijk doordat moeder met haar verleden worstelde. Maar waardoor dacht Pinkie dat dit kwam? Voelde ze zich verantwoordelijk of schuldig toen haar moeder nog leefde?

“Voelt ieder kind zich niet verantwoordelijk voor het welbevinden van zijn of haar ouders? Je wilt dat ze gelukkig zijn, net zoals de ouders willen dat hun kinderen gelukkig zijn of worden. Pinkie constateert dat haar moeder onverschillig staat tegenover alles wat met haar te maken heeft, ze laat de dochter aan haar lot over. Dat maakt de moeder anders dan alle andere moeders. Op een bepaalde leeftijd gaat dat verschil haar opvallen. Dan is er eerst de schaamte, daarna de woede en tot slot denkt ze: nou mam, zoek het maar uit, ik verwacht en wil ook niets meer van je! Tot ze beseft: de moeder is er niet voor haar maar ook niet voor zichzelf. Waarom is dat zo? Hoe komt dat?”

Hoe gaat Pinkie te werk als ze haar moeders verleden probeert de reconstrueren?

“Familiegeschiedenis: niks is zo grillig en ongrijpbaar als dat. Zeker in zo’n familie, waarin mensen uit een ander werelddeel afkomstig zijn, oorlogen hebben meegemaakt en familieleden uit elkaar zijn gerukt. De moeder laat weinig los, de dochter moet de puzzelstukjes bij elkaar zoeken en er zelf van alles bij bedenken. Letterlijk fragmenten, flarden, beelden aan elkaar naaien, vandaar dat elk hoofdstuk met een borduursteek opent. Dat naaien – dichtnaaien, aan elkaar vastnaaien, verstellen wat versleten was – is een metafoor voor het schrijven zelf. Hoe het precies zit met die moeder mag de lezer zelf bepalen.

De moeder is dood, van haar familiegeschiedenis resteren slechts de anekdoten. De dochter schrijft ze op, in haar verhalen doet ze een poging te herstellen wat zou kunnen zijn geweest en wat doorgegeven zal worden. Soms gaat de werkelijkheid aan de taal vooraf, maar vaak genoeg is het andersom, en scheppen de woorden een werkelijkheid die zonder de taal niet zou bestaan. Voor mij maakt het geen verschil een herinnerde ervaring te beschrijven of een bedachte anekdote. Je moet als het ware uit je eigen hoofd stappen om dat van een personage te creëren.”

Wat had Pinkie haar moeder nadien nog willen zeggen, als ze nog had geleefd, denk je? Of misschien anders willen doen?

“Ik zie jou en houd van jou en ik weet dat jij ook altijd van mij hebt gehouden, ook al heb je me soms niet gezien en kon je niet de moeder zijn die ik graag had gewild.”

Je laat met je roman ook goed zien, heel beeldend en levendig, hoe de vrouwen het hadden in de Japanse interneringskampen tijdens WOII. Heb je daar research voor gedaan?

“Elk verhaal begint met een detail. Een verborgen detail, een onthullend detail, een detail dat altijd over het hoofd is gezien. In dit geval iets wat ik ooit las. Het bracht me op een belangrijk verhaal waarvoor ik veel onderzoek deed en waarover bij mijn weten nooit eerder een roman is geschreven. En dan bedoel ik de kwestie van de ‘troostmeisjes’ zoals ze door de Japanse bezetter werden genoemd. Europese meisjes, maagd nog, die uit de Japanse interneringskampen werden ontvoerd en opgesloten in chique bordelen, geconfisqueerde villa’s meestal, om verkracht te worden door hooggeplaatste militairen.

Vijfentwintig jaar geleden las ik over zo’n bordeel in Semarang op Java en de schrijfster had vijftig jaar een zakdoek bewaard waarop ze de namen van haar medeslachtoffers had geborduurd. Met het idee van een naaimand als topologische ruimte vroeg ik me af wat er zou gebeuren als een spoor van deze gruwelijk pijnlijke geschiedenis van een vrouwenleven in Indië door een dochter terug wordt gevonden in de naaimand van haar moeder? Dit werd mijn roman Topologie van het naaimandje.

Het verhaal dat ik vertel, speelt zich af in Semarang op Java in het derde bezettingsjaar 1944, als een stel overmoedig geworden Japanse officieren bedenkt dat het tijd wordt voor een sjiek bordeel waarin ook Europese meisjes in de aanbieding zijn. Ze krijgen toestemming van de Keizer en daarmee van de legerleiding, op voorwaarde dat de meisjes vrijwillig meewerken. Dat wordt simpel geregeld. Met een pistool tegen je slaap is iedere vrouw bereid een formulier met onbegrijpelijke Japanse karakters te ondertekenen. Ze halen de meisjes onder meer uit Ambarawa 6, het kamp waar mijn tante drieënhalf jaar zat opgesloten. Over vrouwenlevens in de zogenaamde jappenkampen hoorde ik al uit de eerste hand van haar toen ik een jaar of 15 was. Waarschijnlijk was ik de enige in de familie die naar haar wilde luisteren. Er zijn ook bewaard gebleven dagboeken die moeders met gevaar voor eigen leven hebben bijgehouden en verstopt.”

Wat hoop je dat de lezers van je roman bij zal blijven?

“Ik hoop dat ze plezier hebben beleefd bij het lezen van mijn roman. Misschien zijn ze ontroerd geraakt, misschien hebben ze er iets van opgestoken. Hoe een vrouwenleven eruitzag in een jappenkamp bijvoorbeeld en wat die jonge vrouwen hebben moeten doorstaan. Maar ook hoe een dokter als een held hun levens probeert te verbeteren en dat er onder de bezetters ook goede Japanners waren.”

Over het boek

Elk verhaal begint met een detail. Een verborgen detail, een onthullend detail, een detail dat altijd over het hoofd werd gezien. Na de dood van haar moeder ontdekt Pinkie een zorgvuldig bewaard pakket onder in het naaimandje. Meteen realiseert ze zich dat hierin de antwoorden liggen voor haar moeders zorgvuldig verzwegen Indische verleden. Het zoeken begint.

In Topologie van het naaimandje probeert een dochter de losgeraakte draden van haar moeders verhaal weer vast te maken, de gescheurde moeder-dochterrelatie te repareren en al schrijvend te verstellen wat was versleten.

(Topologie van het naaimandje, Nijgh & Van Ditmar, € 22,99)

Over de schrijver

Ingrid Hoogervorst (1952) publiceerde de romans Woede (2003), Spiegels (2005), Polsslag (2009), Privédomein (2014) en Zeeschuim (2016). Naast prozaschrijver was ze jarenlang werkzaam als literatuurcriticus. Ze neemt zitting in diverse jury’s van literaire prijzen en werkt als docent proza en essay aan de Schrijversvakschool.

Zin in?

Wij geven 3 exemplaren van Topologie van het naaimandje weg. Kans maken? Deel je gegevens in onderstaand winformulier en wie weet. Meedoen kan t/m 18 december.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."