BELEEF DE TIJD VAN JE LEVEN
Schrijver & zorgmedewerker Thomas van der Meer:

Schrijver & zorgmedewerker Thomas van der Meer:

‘Als je oud bent, verander je niet in iemand die dood wil’

Hij vindt het eigenlijk best moeilijk om moed te houden in de zorg: steeds meer mensen verzorgen met minder personeel. Schrijver en zorgmedewerker Thomas van der Meer (1986) uit in zijn boek Zullen we dan maar heel lang leven zijn zorgen maar vertelt óók vrolijke, opmerkelijke verhalen over bijzondere mensen.

Je werkt in de zorg maar bent ook Volkskrant-columnist en nu is er een boek van jouw hand verschenen. Hoe zie je jezelf vooral? En hoe verdeel je je tijd tussen schrijven en werken in de zorg?

“In de eerste plaats ben ik schrijver. Ik word onrustig en somber als ik te weinig tijd heb om te schrijven; op een of andere manier voelt het schrijven altijd het dringendst. Maar zonder mijn werk in de zorg zou ik ook niet willen, want schrijven is een heel geïsoleerde en soms best eenzame bezigheid.

De column in de krant kan ik goed combineren met mijn baan in de zorg, maar ik werk nu al een paar jaar aan een nieuwe roman en dat is een veel groter en onoverzichtelijker project. Het lukt me niet om dat te combineren met een normale werkweek. Ik heb volgend jaar een aantal maanden vrij genomen van mijn werk in de zorg om de roman af te maken.”

Je zojuist verschenen boek Zullen we dan maar heel lang leven gaat over de zorg en jouw werk in de zorg. Wanneer en hoe kwam je op het idee daar een boek aan te wijden?

“Het boek is een bundeling van mijn columns uit de Volkskrant. Toen ik begon met het schrijven van columns voor de krant, mocht ik zelf het onderwerp bepalen. Ik werkte toen nog maar net in de zorg maar ik wist meteen dat ik daarover wilde schrijven. Dat ging bijna vanzelf.”

Je laat het leven zien van onzichtbare patiënten: verpleeghuisbewoners en mensen die langdurig zijn opgenomen in een psychiatrische kliniek. Hoe komt het dat juist deze mensen zo onzichtbaar zijn gebleven denk je?

“In de psychiatrische kliniek werkte ik op een afdeling met mensen die daar bijna hun hele leven al woonden. Het was op een groot ggz-terrein in het bos, met verschillende klinieken en een winkeltje, een restaurant, een kapper en een kerkje. Veel patiënten van mijn afdeling kwamen het terrein nooit af. Dat is een heel geïsoleerd, klein bestaan.

Voor mensen in een verpleeghuis geldt hetzelfde. Veel bewoners zijn afhankelijk van een rolstoel en van iemand die hen ophaalt en weer thuisbrengt. Laatst vertelde een van de bewoners dat ze in de supermarkt was geweest. Dat was voor het eerst sinds jaren. Ze raakte er niet over uitgepraat. ‘Ik wist niet wat ik zag,’ zei ze. ‘Al dat eten!’ Bij ons in het verpleeghuis eet ze wat haar wordt voorgeschoteld, ze was vergeten wat er allemaal te koop is. Ze vertelde heel enthousiast over drop, ze was altijd dol op drop, en over brie. Ze had anderhalf uur in haar elektrische rolstoel door de Albert Heijn gereden. Omdat deze mensen zo geïsoleerd leven, kom je ze in het dagelijks leven dus ook niet zomaar tegen. Ze leven buiten de maatschappij.”

Welk verhaal (of: wiens leven) heeft onmetelijk veel indruk op je gemaakt tijdens het schrijven? Waarom?

“In een van de verhalen in het boek vertel ik hoe ik een bewoner verzorgde op haar sterfbed. Ze was 94 jaar maar enorm verbaasd dat ze zou overlijden. Ze wilde nog helemaal niet dood; dat was ze echt nog niet van plan. Ze had in haar leven veel gereisd maar had er spijt van dat ze niet nog vaker op reis was gegaan. Een paar maanden voor haar dood wilde ze nog naar Rusland. Ze wilde dat ik meeging en had op haar iPad een website gevonden van een stichting die rolstoelvriendelijke campers verhuurt. Ze liet me een foto zien van zo’n camper, op een heel idyllische plek in de bergen. ‘En dan slaap jij in een tentje ernaast,’ zei ze.

Als ik vertel dat ik in een verpleeghuis werk, zeggen mensen vaak dat zij niet in een verpleeghuis willen wonen. Ze zeggen dan dat ze niet heel oud willen worden; ze gaan liever dood voordat ze heel oud en krakkemikkig zijn. Maar voor de meeste mensen komt er helemaal geen moment waarop ze dood willen. Als je oud bent, verander je niet in iemand die dood wil. De mensen in het verpleeghuis voelen zich helemaal niet zo oud, en hebben nog steeds dromen over de toekomst. De mevrouw die met mij naar Rusland wilde, was daar een voorbeeld van. Ik heb haar nog een hele tijd erg gemist toen ze was overleden.”

Je toon of manier van schrijven blijft altijd optimistisch en hoopvol. Is dat een bewuste keuze? Of sta je zo in het leven?

“Met mijn boek vraag ik aandacht voor problemen in de zorg maar ik ben ook een entertainer. Ik wil lezers graag een plezier doen. Mijn eerste roman, Welkom bij de club, gaat over hoe het is om transgender te zijn – ik heb een transgenderachtergrond. Tijdens mijn transitie heb ik best vervelende situaties meegemaakt omdat er nog steeds veel vooroordelen bestaan over transgender mensen. Toch kreeg ik over dat boek ook vaak te horen van lezers dat ze het optimistisch en grappig hadden gevonden. Een lezer zei: ‘Je boek was echt een traktatie, een snoepje.’ En dat is precies wat ik graag wil bereiken.”

Wat is je belangrijkste boodschap aan de lezer van je boek?

“Met mijn boek hoop ik bij te dragen aan een begripvolle kijk op mensen die in een psychiatrische kliniek of een verpleeghuis wonen, en dat er meer solidariteit wordt gevoeld met mensen die zorg nodig hebben. Ik vind het niet eerlijk dat zij worden gezien als een probleem. Ook wil ik laten zien hoe moeilijk het is om in de zorg te werken. Vooral de ouderenzorg wordt slecht gewaardeerd: mensen vinden het nobel dat je het doet, maar het wordt niet gezien als een complex beroep, niet een beroep waar je iets voor moet kunnen. Dat beeld klopt niet.”

Je zet ook de vele bezuinigingen in de zorg centraal. Hoe ga je daarmee om als medewerker in de zorg? Hoe houd je moed?

“Momenteel vind ik het best moeilijk om moed te houden. We moeten steeds meer mensen verzorgen met minder personeel. We hebben daardoor steeds minder tijd voor onze bewoners. De komende jaren dreigt dat erger te worden, omdat er door de vergrijzing veel meer mensen bij komen die zorg nodig hebben. Ik weet niet of ik het werk nog wel leuk vind als ik te weinig tijd heb om mijn werk goed te kunnen doen.”

Wat zou er feitelijk moeten gebeuren om de zorg beter te krijgen in Nederland, vind jij? En hoe zie je dat binnen de huidige politieke situatie in ons land?

“De politiek schetst het beeld dat er op de ouderenzorg bezuinigd kan worden door deze te beperken. Alsof het een luxepakket is dat tot een sobere basis kan worden teruggebracht. Maar we zitten allang op die basis. In sommige zorginstellingen is het personeelstekort zo groot, dat ze de basiszorg niet eens meer kunnen garanderen. Daar wordt familie van de bewoners gevraagd om de bewoner te wassen en aan te kleden. Hoe de situatie in de Nederlandse politiek anders kan, weet ik niet. Prioriteit voor de zorg hangt samen met de mate van solidariteit in de samenleving. Het rechtse stemgedrag bij de laatste verkiezingen laat zien dat die solidariteit ontbreekt. Er is weinig steun of begrip voor anderen. Eigenbelang staat voorop.”

Je schrijft heel persoonlijk. Waarom?

“In veel verhalen in het boek moet ik nadenken over de situaties waarin ik me bevind; soms twijfel ik en kom ik er niet helemaal uit, maar zo zit ik gewoon in elkaar. En je kunt aan bepaalde thema’s zien dat die belangrijk voor me zijn omdat die vaker terugkomen.”

Kunnen we in de toekomst nog een boek van je verwachten?

“In 2025 verschijnt mijn tweede roman: Hier de hemel. Het verhaal speelt zich af in een verpleeghuis tegen de achtergrond van de coronacrisis.”

Over het boek

Volkskrant-columnist Thomas van der Meer biedt een inkijk in de levens van de meest kwetsbare en doorgaans onzichtbare patiënten: verpleeghuisbewoners en mensen die langdurig zijn opgenomen in een psychiatrische kliniek. Ook toont hij de pijnlijke gevolgen van jarenlange bezuinigingen: zorginstellingen moeten steeds meer mensen verzorgen voor steeds minder geld. Hoe is het om te werken in een sector die worstelt om het hoofd boven water te houden? Zullen we dan maar heel lang leven is vooral een boek over menselijkheid en mededogen.

(Zullen we dan maar heel lang leven, Pluim, € 22,99)

Over de schrijver

Thomas van der Meer (1986) is schrijver en werkt in de zorg. Zijn debuutroman Welkom bij de club stond in 2020 op de longlist voor de Libris Literatuur Prijs. Van der Meer schrijft columns voor de Volkskrant en &C.

Zin in?

Wij geven 3 exemplaren van Zullen we dan maar heel lang leven weg. Kans maken? Deel je gegevens in onderstaand winformulier en wie weet. Meedoen kan t/m 25 december 2024.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."