Out of office – extra interviews
Er komt een moment dat we een stapje terug doen. Omdat we met pensioen gaan, andere ambities krijgen, ontslagen worden of niet meer in topvorm zijn. Dat is een lastig hoofdstuk schrijft Cisca Dresselhuys in Zin 4. Maar wel eentje met een happy end.
Dat weet ook Gonny Sierig (1956) uit Den Bosch, die in 2012 haar baan als manager in de ouderenzorg kwijtraakte wegens bezuinigingen. Ruim 24 jaar had ze met veel plezier in deze sector gewerkt, maar nu was ze op 56-jarige leeftijd opeens werkloos. Gezien haar lange arbeidsverleden kreeg Gonny een aardige vertrekbonus, die ze vastzette op de bank, want in eerste instantie kreeg ze 38 maanden WW. Haar man had al jarenlang een WAO-uitkering.
“Gelukkig had ik een goed salaris, dus ook met minder geld konden we wel leven, maar het werd allemaal wel heel anders’. Per 1 januari van dit jaar is haar WW gestopt en daarmee ook de sollicitatieplicht. Af en toe reageert ze nog wel eens op een functie in de zorg, maar tegelijkertijd probeert ze als ZZP-er aan de slag te gaan, want de afgelopen drie jaar heeft ze wel gemerkt dat vijftigplussers weinig kans maken op de reguliere arbeidsmarkt. Omdat haar inkomen na het wegvallen van de WW tot nul was gedaald, spreekt zij nu haar vertrekbonus aan. Daarvan keert ze zichzelf elke maand een bedrag uit ter hoogte van haar WW-uitkering, een soort basisinkomen, dat zij probeert aan te vullen met betaalde klussen.
Op die manier kan ze het uitzingen tot haar 62-ste, wanneer ze met vervroegd pensioen gaat. Dat betekent wel dat haar pensioen lager is dan zou kunnen, omdat de officiële pensioenleeftijd tegenwoordig bijna 66 jaar is. De afgelopen jaren deed zij al veel vrijwilligerswerk zoals (gratis) naaicursussen geven aan mensen met een smalle beurs. Daar komen nu betaalde knutselcursussen bij voor basisschoolleerlingen en naailessen voor leerlingen van de middelbare school. Zij mag dat gratis doen in een leegstaand winkelpand.
Terugkijkend zegt ze :’Als m’n oorspronkelijke baan niet was wegbezuinigd, had ik er niet over gepiekerd om op m’n 56-ste te stoppen, maar nu ik, gedwongen, een stapje terug moest doen, ben ik er zeker niet ongelukkig door geworden. Ik heb zoveel leuke nieuwe mensen ontmoet en heb zoveel nieuwe dingen moeten leren. Het werk dat ik deed was zeker mijn passie, maar de omstandigheden waaronder ik de laatste tijd moest werken, steeds mee bezuinigingen en nieuwe managers, die alleen maar oog hadden voor de zakelijke kanten, waren al veel minder leuk. Ik ben inmiddels heel content met mijn leven. Ik heb vrijheid, ik ontmoet veel nieuwe mensen en sluit nieuwe vriendschappen. Dat had ik allemaal niet willen missen. M’n dagelijkse ochtendkrant heb ik gelukkig terug, cadeautje van mijn zoon. Dus ik kan, net als vroeger, de dag beginnen met een krantje bij bet ontbijt’.
Iemand die ook vrijwillig een stap terug deed, is Frank Kanhai (1963), archief-assistent in het Nationaal Archief in Den Haag. Hij besloot kort geleden een dag minder te gaan werken, zodat hij meer kan zorgen voor zijn moeder. Frank is alleenstaande vader van een nog thuiswonende zoon van 28. Op zijn twaalfde kwam hij met zijn moeder en twee broers uit Suriname naar Nederland. Moeder, nu 87, woont nog zelfstandig in Drachten, vlakbij twee zoons. Frank woont in Den Haag, maar wil toch heel graag zijn steentje bijdragen aan haar verzorging. Per 1 januari is hij één dag minder gaan werken, waardoor hij nu van vrijdagavond tot maandagavond bij haar kan zijn. Tot nu toe moest hij steeds zondagavond terug naar huis, want hij zorgde altijd al de weekeinden voor haar, zoals zijn broers dat doordeweeks doen.
“Mijn moeder is geestelijk heel goed en heeft ook geen ziektes, maar in haar bewegen is ze beperkt. Dat is al lang zo, sinds ze op haar dertigste, na een ongeluk, een jaar in coma heeft gelegen. Eigenlijk hadden de artsen in Suriname toen al de stekker uit de apparaten willen trekken, die haar in leven hielden, maar mijn gelovige grootouders verboden dat. Gelukkig maar, want daarna heeft ze haar drie kinderen gekregen. In onze cultuur is het vanzelfsprekend dat kinderen voor hun ouders zorgen en ze niet in een tehuis laten opnemen. Niemand heeft er toch wat aan dat aan zijn graf allerlei mensen staan te huilen, je hebt er veel meer aan dat je, voordat het zover is, iets voor anderen hebt gedaan. Doordat ik één dag per week minder ben gaan werken, moest ik 360 euro per maand inleveren. Dat is teruggebracht tot 160 euro, omdat ik op de dinsdagavond vier uur ben gaan werken.
Als ik de loterij zou winnen, zou ik teruggaan naar Suriname en mijn moeder meenemen. Ik zou daar dan een stuk grond kopen en een tehuis neerzetten voor kinderen en ouderen. Het klimaat is daar beter, vooral voor oudere mensen, en er zijn veel minder regels. Daar koop je gewoon een stuk grond en bouwt er een tehuis, hier moet je aan 1001 regels voldoen. Maar dat zal wel een droom blijven. Trouwens, ze zeggen dat je oude bomen niet moet verplanten en mijn moeder is hier inmiddels helemaal geworteld. Bovendien liggen haar moeder en een zus begraven in Drachten, waar wij elk weekeinde even naar toe gaan. Die zou ze vast niet willen achterlaten.”