Vadertje toch! 16 Bekende Kinderen van
“Ga nooit met de massa mee, leerde mijn vader mij, maak altijd je eigen keuzen, wat de anderen ook doen. Dat heeft zijn leven in de oorlog gered.”
Wat zeiden BN’ers de afgelopen jaren in Zin over hun vader? Zin blikt terug:
“Als jong meisje wond ik mijn vader behoorlijk om mijn vingers. Hij gaf me het vertrouwen dat ik iets moest gaan doen met mijn creativiteit. Toch was hij geen vader die alles fantastisch vond wat ik deed – wat goed is, want daar krijg je alleen maar narcistische kinderen van.”
Hadewych Minis (1977)
“Als vrouw is je moeder je voorbeeld. Mijn vader adoreerde ik. Als 3-jarige at ik grapefruit omdat hij dat zo lekker vond. Zo graag wilde ik zijn waardering”
Gerdi Verbeet (1951)
“Ik aanbad hem. Als we met de tram gingen, deed mijn vader soms alsof hij invalide was om een zitplaats te bemachtigen. En dan stond ik er bij van: erg hè?”
Loes Luca (1953)
“In mijn ogen was hij een indrukwekkende man. Breedgeschouderd, stoer. Daar werkte hij ook voor: hij deed oefeningen op het balkon. Hij had een stoeptegel aan een touw gehangen, waarmee hij zwaaide.”
Kees van Kooten (1941)
“Mijn moeder heeft altijd geleefd in de slagschaduw van mijn vader. Hij zat altijd iedereen te entertainen maar was ook een enorme narcist.”
Nico Dijkshoorn (1959)
“Het bestaan verlichten, dat is een mooie taak in het leven. Daarin wijk ik maar weinig af van mijn vader.”
Freek de Jonge (1944)
“Er ontstond een intimiteit binnen het gezin die heel warm was, zeker vanaf het moment dat mijn vader te ziek werd om nog te kunnen werken. Het is raar om te zeggen, maar dat was eigenlijk heel fijn.”
Monic Hendrickx (1966)
“Toen op school een keer gevraagd werd naar het beroep van je vader, antwoordde ik: “Mijn vader is tovenaar.” Daar werd om gelachen, maar ik bleef erbij: hij kon toveren. Hij kon dingen die een ander niet kon.”
Yvonne Keuls (1931)
“Al was hij een wrede man, de dood van een vader is het grootste verraad dat je een kind kunt aandoen. Als ik nu in rouwadvertenties zie staan ‘we missen je’ moet ik altijd glimlachen. Ik weet: dat missen komt pas later. In mijn geval toen ik een jaar of 17 was en niet wist hoe ik me moest scheren.”
Adriaan van Dis (1946)
“Mijn vader heeft veel bijgedragen aan mijn ontwikkeling, aan wie ik nu ben. We zijn allebei een druk baasje, gaan graag recht op ons doel af. Hij vindt het leuk om samen over mijn vak te praten.”
Remko Vrijdag (1972)
“Mijn vader was: niet je kop boven het maaiveld. Zijn trots op mij uitte hij niet, al bleek hij het stiekem op te nemen als ik op televisie was.”
Yvonne van den Hurk (1959)
“Met mijn vader had ik een betere relatie, ik was zijn oogappeltje. Ik denk dat dochters sowieso meer naar hun vaders trekken. Ik in elk geval wel.”
Isa Hoes (1967)
“Het verleden van mijn vader was er altijd, maar niet altijd uitgesproken. Ik herinner me dat ik als kind voor het eerst de nummers op zijn arm zag en vroeg wat dat was. ‘Dat is mijn telefoonnummer,’ antwoordde hij. ‘Handig hè? Zo heb ik dat altijd bij me.’ Daar kon hij toen nog mee wegkomen, naarmate ik ouder werd niet meer.”
Bram Moszkosicz (1960)
“Ga nooit met de massa mee, leerde mijn vader mij, maak altijd je eigen keuzen, wat de anderen ook doen. Dat heeft zijn leven in de oorlog gered.”
Loretta Schrijver (1956)
“Ik was een boze man geworden. Niet te genieten. Zonder het te beseffen was ik mijn eigen vader geworden. Een genetische valkuil waar ik verdomme met open ogen in was gelopen. De breuk die volgde was pijnlijk, maar noodzakelijk.”
Mark Rietman (1960)
“Een van de eerste dingen die ik dacht toen mijn vader stierf, was: dan is het nu dus tijd voor die elektrische gitaar. Ik heb me zeker tot mijn 30ste geschaamd voor die reactie.”
Tom Egbers (1957)
Uit: De Papa Factor. (Zin 7 2015). Tekst: Annemarie van Dijk | Beeld: Mark Uyl.
Productie quotes: Anna Deems | Beeld portretten: Anja van Wijgerden, Merlijn Doomernik, Keke Keukelaar, Mark Uyl, Daniel Maissan, Hollandse Hoogte.