Thelma, Louise, strontwater & gouden bergen
Carine Crutzen op roadtrip door Canada.
Als Thelma en Louise (maar zónder iemand neer te knallen) trekken Carine Crutzen en fotograaf Chantal Ariëns van Calgary naar Vancouver. Langs de reusachtige Rockies, kristalheldere meren en verlaten cowboyland.
Thelma wil ook zo’n Lake met haar naam
Lake Louise bij ochtendgloren. Licht valt over helder water en vormt een lange lichtblauwe loper naar eeuwige sneeuw tussen twee reusachtige bergen. Mijn adem stokt, het is onbeschrijflijk mooi. Dit zijn geen bergen in Zwitserland of Oostenrijk, dit zijn de Rockies, grootser en ontzagwekkender op alle fronten. Dit zijn hun grote, sterke broers en ik buig deemoedig voor zoveel kracht. Thelma is jaloers, ze wil ook zo’n Lake met haar naam.
We klimmen tweeënhalf uur vanaf Lake Louise omhoog. Het regent, we zijn doorweekt, maar ook warm van de klim. De tocht gaat door bos en kale rotsen omhoog en steeds is er in onze rug het steeds mooier wordende zicht op het meer. Zelfs de regenwolken hangen schilderachtig op de juiste plek in het decor. Dan, na een steile laatste klim verschijnt om een hoek onze beloning: het Teahouse of the six glaciers ligt te pronken bovenaan de berg. Een houten huis bestaand uit twee verdiepingen met terras rondom, een wc buiten op een andere heuvel en een paar kleine houten huisjes tussen de bomen, vormen dit kleine dorpje tussen zes gletsjers.
“You made it!” klinkt het als welkom. Geen openbaar vervoer hier, dus het personeel verblijft vijf dagen per week in de huisjes op het terrein. Elke week gaan ze te voet omhoog met een rugzak vol eten, een roulerend systeem dat prima werkt. Kok Antoine geeft boodschappenlijsten mee en wij eten wat de pot schaft: heerlijke verse groentesoep en homemade brownies. Als ik bij vertrek mijn neus om de hoek van de keukendeur steek om de kok te complimenteren met dit feestmaal, staat de 85-jarige Antoine te glunderen in zijn domein. Hij werkt hier al zijn halve leven en is er met geen tien paarden weg te slepen. “Did you like it, love?” Er is hier geen elektriciteit, dus er wordt gewerkt met een hoofdband met lichtje om goed in de potten en pannen te kunnen kijken. De warmte van het fornuis en de geuren in de keuken doen me verlangen naar vroeger, bij oma thuis en ik zou hier zomaar een weekje willen blijven.
Oh nee, een drol!
Wij lozen ons ‘bruin’ en ‘grijs’ water. Zo goed en zo kwaad als wij het ons herinneren, doen we wat ons geleerd is op camperles: slang aansluiten, andere kant in het gat in de grond, eerst de hendel voor het bruine water uittrekken, daarna die voor het grijze water. Maar als we het kapje losdraaien om de slang te kunnen aansluiten, gulpt het strontwater direct naar buiten. Met een drol! Chantal staat kokhalzend naast me. “Houd vast Louise!” roep ik lachend van ellende. Gillend en giechelend duwen we de slang voor de camper-anus, maar vastdraaien lukt niet. De onderkant van de slang zit niet diep genoeg in het rioolgat en slingert over de grond. De zware ijzeren klep die het gat normaal afsluit valt dicht en met mijn rubberhand moet ik in de derrie om hem weer te openen. Dan rol ik ook maar meteen de drol naar binnen, daarna de slang en het ergste leed is geleden. Deze ontmaagding hoort bij het camperleven, leren wij later van mede-camperbewoners en inderdaad: latere lozingen blijken onder controle.
De zon verlicht het rimpelloze water
Gouden bergen: ze bestaan. Het is zeven uur in de ochtend en we beklimmen de heuvel die ons een magnifiek uitzicht belooft op Moraine Lake en haar tien omringende bergtoppen. Het is ijskoud. Overdag is het in september zo’n aangename twintig graden, maar ’s nachts is het rond het vriespunt. De kou van het gletsjerwater uit het meer lijkt ook een duit in het zakje te doen. Goed ingepakt met muts en handschoenen wachten we op Aurora, die haar roze licht zal gaan schijnen op deze nieuwe dag. Dan, rechts boven de eerste bergtoppen kleurt de lucht lichtroze, de dageraad is wakker en rekt zich voorzichtig uit. Ze sluimert nog. Langzaam ontwaakt ze en krijgt zin om te schilderen met de ontelbare schakeringen van haar kleurenpalet. Elke vijf minuten verandert haar lichtshow en is het beeld compleet anders. Zoals zo vaak wanneer ik schoonheid niet meer aankan, vullen mijn ogen zich met tranen, ik stroom over. Op het moment dat ik denk dat het echt niet mooier kan, verschijnt de zon boven de toppen en verlicht het rimpelloze water. De bergen en bomen kijken in de spiegel en dupliceren de wereld. Als ik me na een half uur omdraai, vind ik het bewijs dat je soms niet moet vergeten om te kijken: op de gekliefde, kale rotsen achter mij schijnt de zon haar felste licht en kleurt de bergen goud, puur goud.
‘We wonen in een Bob Ross-schilderij, maar dan mooier’
Het hele verhaal (en meer prachtige foto’s) vind je in Zin 11. Tekst: Carine Crutzen | Beeld: Chantal Ariëns