Emmy (1951) is oud-docent NT2 (Nederlands als tweede taal). Ze kreeg vier kinderen. Een van hen was Eefje, haar derde kind, geboren op 13 november 1978. Het meisje overleed na twee dagen.
Dat hoort erbij
“Rond de zesde maand van mijn zwangerschap zei ik tegen de huisarts: ‘Ik heb zo’n zwaar gevoel in mijn bekken.’ De huisarts wuifde mijn zorgen weg met: ‘Ach moedertje, dat hoort erbij.’ In die tijd stond de huisarts samen met de schoolmeester en de pastoor nog op een voetstuk. Die sprak je niet tegen. Je kunt je voorstellen hoe mijn gevoelens ten opzichte van hem waren toen ze later in het ziekenhuis zeiden: ‘Je had veel eerder moeten komen.’
Infuus
Met 29 weken begonnen de weeën. In het ziekenhuis ging ik aan een infuus met weeënremmers. Dat mocht niet baten. Twee dagen na mijn opname beviel ik van Eefje. De kans was groot dat ze het niet zou halen. Voordat ik haar kon zien, werd ze al meegenomen en in de couveuse gelegd. De kinderarts zette vrijwel direct een rem op onze verwachtingen. ‘Maak nu liever geen contact, dan kost het straks veel meer moeite om los te laten,’ zei hij. We werden op de hoogte gehouden van hoe het ging maar er werd, leek het, alles aan gedaan om te voorkomen dat we ons aan haar zouden hechten. Toen we haar een naam gaven, werd er gezegd: ‘Zouden jullie dat nu wel doen?’ Eén keer werd ik met bed en al naar het raam gereden waarachter Eefje in de couveuse lag. Van daaruit hebben we een foto kunnen maken. Dat is alles wat we hebben.
Afscheidsdienst
Twee dagen heeft ze geleefd, zonder dat ik haar ooit heb vastgehouden. Na haar overlijden heb ik Eefje ook niet meer gezien. Destijds was het in ziekenhuizen gebruikelijk dat zo’n klein kindje bij een andere overledene in de kist werd gelegd. We moesten er niet aan denken dat onze Eefje bij een vreemde kwam te liggen; we wilden haar zelf begraven. In de kapel van het ziekenhuis hielden we een afscheidsdienst. Mijn man, familie en vrienden hebben haar daarna begraven. Mijn man heeft haar aangegeven op het gemeentehuis. Ze staat in ons trouwboekje bijgeschreven. Eefje heeft 29 weken in mijn buik geleefd. Ze was en is een wezenlijk deel van ons leven. Nog steeds word ik emotioneel als ik over haar praat. Nu, na veertig jaar, is de wond genezen, maar het litteken blijft voor altijd.
Grafrechten
Onlangs moesten we beslissen of we de grafrechten wilden verlengen. We komen er niet vaak meer, inmiddels zijn we verhuisd. Bovendien willen we de zorg voor het graf niet overdragen op onze kinderen. Het is een emotie die bij ons hoort, niet bij hen. Het liefst zou ik Eefje nu hebben laten cremeren en de as een plekje geven maar ons werd gezegd dat er van zo’n klein kindje na veertig jaar niets meer over is. Wat moet ik nu nog met een graf waar niets meer is? Ik heb Eefje veertig jaar meegenomen in mijn herinnering. Dat zal ik blijven doen. Maar ik richt me nu ook graag op onze gezonde kinderen en zeven kleinkinderen.
Levenslot
Een gebeurtenis als met Eefje heb je als levenslot te accepteren. Je moet er niet in blijven hangen. Zóveel mensen hebben het meegemaakt. Bovendien, het heeft me ook levenservaring gebracht. Ervaring die ik heb kunnen inzetten om anderen, in dezelfde situatie, te kunnen begrijpen en bij te staan. En toch, als ik het allemaal over kon doen, zou ik Eefje hebben vastgehouden. Desnoods toen ze al overleden was.”
Lees de andere aangrijpende interviews in Zin 4.
Interview: Margreet Botter. Fotografie: Bonnita Postma. Haar & make-up: Manous Neelemans