Diederik van Vleuten (1961) is tekstschrijver, musicus en vooral theatermaker – met een talent voor historische vertellingen. Hij schrijft elke maand een column voor Zin.
In het begin van de jaren 80 studeerde ik een blauwe maandag aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Wat ik met die opleiding zou doen wist ik niet. Pianoleraar, voor de klas staan, het kon alle kanten op. En dat was mijn achilleshiel. Voor een conservatoriumopleiding moet je monomaan zijn. Je moet bereid zijn je helemaal te storten op dat ene instrument, op die missie van een leven als koordirigent, zanger of componist.
Falen
Anders faal je. En falen deed ik. Met stille trom verliet ik Den Haag. Het is me altijd blijven achtervolgen, wat ik nadien ook componeerde voor televisie of radio, in welke bands ik ook speelde of wat ik anderszins met mijn piano deed. Ik bleef de jongen die het conservatorium niet had afgemaakt. Dat daarvoor een heel andere, succesvolle carrière in de plaats kwam telde in de diepte niet echt mee. De laatste jaren verdween de muziek steeds meer uit mijn leven. Op het podium praatte ik honderduit en kreeg de piano steeds minder plaats. Op het laatst ging ik geloven dat ik wel zonder kon. In mijn laatste theaterprogramma zat geen noot muziek, althans geen door mij gespeelde noot. Maar ergens in het afgelopen jaar kwam de ommekeer. Oververmoeid moest ik mijn theatertournee staken. Ter ontspanning ging ik werken in de tuin – ik schreef er onlangs nog over op deze plek. En keerde ik zomaar terug naar de piano. Naar mijn meest geliefde componist, Maurice Ravel.
Niet sjoemelen
Bij Ravel krijg je niks cadeau. Ravel klinkt maar op één manier, de juiste manier. Je kunt niet sjoemelen, met de pedaal je gebrek aan techniek camoufleren, iets spelen wat er niet staat. Want dan neemt Ravel je te grazen en val je door de mand. Dan klinkt het niet als Ravel maar als, ja als wat? Als iets wat je niet wilt horen. En toch begon ik aan het Adagio uit zijn pianoconcert in G. Misschien wel het mooiste stuk ooit gecomponeerd. Met potlood schreef ik de vingerzetting boven de nootjes. Elke dag twee maten, meer niet. Het tempo langzaam opvoerend. Pas verder als de twee maten van die dag perfect waren. Een bijna boeddhistische bezigheid en dat was ook precies wat ik nodig had. Geen haast, het was voor niemand, alleen voor mij en mijn zielenheil.
Onvoorwaardelijk
Vorige week speelde ik het Adagio voor het eerst foutloos. Nog iets te langzaam maar het was Ravel. Ik voelde de connectie en kreeg tranen in mijn ogen. Een echte vriend is iemand die komt opdagen bij slecht weer. En zo was het ook hier. Ondanks de jaren van verwijdering waren mijn piano en ik elkaar trouw gebleven. Onvoorwaardelijk.