Politica en tweede-golffeminist Hedy d’ Ancona (1937) heeft haar leven ten volle geleefd, met drie grote liefdes en een rijke politieke carrière. Nu ze de 85 nadert, blijft ze haar dagen bewust kruiden met nieuwe vrienden en ervaringen. Nú in Zin Magazine.
“Ik heb een grote foto van mijn vader en mij. Een van de weinige foto’s die ik van hem heb. Mijn vader was een afgestudeerd econoom die tijdens zijn studentenleven mijn moeder ontmoette in de wereld van wereldverbeterende jongeren, zoekend of dat beter langs socialistische dan wel anarchistische weg moest gebeuren. Dat actievoerderige van mij heeft dus toch iets met mijn vader te maken. Ik weet wel dat je de wereld niet verandert, maar ik ben er toch altijd mee bezig. (lacht)
‘Dat actievoerderige van mij heeft dus toch iets met mijn vader te maken’
Mijn vader ging van mijn moeder af toen ik nog maar heel klein was. Hij was Joods en koos voor een andere Joodse vrouw. Na tien weken in Amerika kwam hij terug, in 1939. Daar had ik een romantische gedachte bij. Misschien was hij nog verliefd op mijn moeder? Of verlangde hij naar mij? Onlangs was ik te gast in het programma Verborgen verleden, en nu weet ik meer van mijn vader dan ooit. Die weken in Amerika waren gewoon een huwelijksreis met zijn nieuwe vrouw. Ik heb de heen- en terugtickets gezien. Mijn vader werd gedeporteerd en heeft drie jaar in een werkkamp gezeten. Hij stierf op zijn 36ste, toen het kamp openging en hij samen met medegevangenen in een veewagen uit het kamp werd vervoerd. Hij was te zwak om die tocht te overleven. Mijn moeder kreeg pas in 1947 van het Rode Kruis het definitieve bericht. Ik had geen herinnering aan hem. Toen ik voor dat namenmonument stond in de Weesperstraat, zag ik hoe oud hij is geworden. Hoe jong, eigenlijk. En toen dacht ik: wat raar. Ik ben altijd aan hem blijven denken als mijn vader maar hij is jonger doodgegaan dan mijn kinderen, die nu 50 zijn.”
Flexibel
“Mijn moeder had een slechte opleiding waar ze haar hele leven onder geleden heeft. Toen ze zeker wist dat mijn vader niet terug zou komen, ging ze bij een weduwnaar met drie kinderen werken. Ze werden verliefd en trouwden. Helaas overleed hij na zeven jaar aan een hartaanval. Toen moest ze op haar 34ste een gezin met vijf kinderen tussen de 3 en de 14 jaar onderhouden, van heel weinig geld. Dat deed ze in alle vrolijkheid, zonder zelfmedelijden. Ze nam slecht betaalde baantjes en banen aan want ze wilde graag in het huis blijven wonen, omdat ze bang was dat ze ons als kinderen anders niet overeind zou houden.
Mijn moeder was heel empathisch. Mensen deelden makkelijk hun verdriet met haar want zij troostte graag. Ze was expressiever dan ik, veel aanrakeriger, zeker als ze vrolijk was. Ik vond dat wel eens irritant, dat ze je in je arm kneep of in je dijbeen. Ik ben veel gereserveerder. Voordat ik totale overgave heb moeten we toch wel even verder zijn. Daar zit een soort beduchtheid in. Ik was 15 toen mijn tweede vader stierf. Daardoor ben ik flexibel geworden in het opvangen van dingen. Makkelijk kunnen omschakelen is de positieve kant van alleen maar: ik durf me niet te hechten omdat ik dan iemand kwijtraak.”
‘Ik heb altijd een boekje in mijn tas. Ik noteer wat ik zie, meemaak, hoor en denk’
Droomleven
“Mijn moeder was niet jaloers op mijn mogelijkheden. Het was meer: maak jij mijn droom waar maar dat was vooral nadelig. Dat ik ging studeren, ging schrijven en bij de universiteit ging werken, vond ze prachtig. Maar toen ik getrouwd was en twee kleine kinderen had, werkte, en in een prachtig huis woonde, bedacht ik van de ene op de andere dag dat ik daar geen zin meer in had. Niet eens om zo’n indrukwekkende reden hoor. Gewoon omdat ik was uitgekeken op mijn huwelijk. Toen heeft zij een depressie gekregen. Maandenlang, zo ondersteboven was ze. Erger kun je het iemand niet verwijten. Als ik geweten had dat mijn moeder het zo erg zou vinden, had ik het misschien niet gedaan.
Ze zei dat ze het niet kon begrijpen. Ik maakte haar droom waar, dat stukje van het leven wat zij nooit had meegemaakt. Alles in orde. En dan ga je dat opgeven? Dat was voor haar een verschrikkelijke klap. Ik ben toen vijf jaar in de klassieke psychoanalyse gegaan. Omdat ik mij ongelukkig voelde over het feit dat ik het moeilijk lang volhield met iemand. Ik werd makkelijk verliefd maar ik maakte er ook makkelijk weer een eind aan na een tijd. Dat is heel… Ik bedoel… Nou ja, pfft, we gaan te diep, ik heb hier geen zin in, klaar.”
Braaf
“Ik heb altijd een boekje in mijn tas. Ik noteer wat ik zie, meemaak, hoor en denk. Vergaderingen, afspraken, telefoontjes. Ik onthoud dingen beter als ik ze opschrijf. Het schrijven zelf is een heerlijke handeling. Ook als ik naar iets saais ga schrijf ik het op. Want dan doe ik dát tenminste.
Toen ik minister was noteerde ik ook veel, maar in van die enorme cahiers met ringbanden. Alles was nieuw. Ik had in de Eerste Kamer gezeten maar met andere beleidsterreinen, een dag per week. De Eerste Kamer is een studieus gezelschap, het gaat om bezinning. Je bent een soort bonbon in een bonbondoos.
Dat ministerschap moet je leren want je weet van tevoren niet wat het inhoudt. Je hebt zoveel directies onder je, zeker in een groot ministerie als dat was – Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Daar weet je heel weinig van. Dat leer je als je braaf bent, zoals ik. Want ik ben een opstandig iemand, maar ik ben braaf als het om zulke dingen gaat. Waar ik ook werkte, ik had altijd iets van o, dit is het interessantste wat ik ooit heb gedaan.
Ik had cultuur in mijn portefeuille en wist veel van cultuur. Ik had ook relaties gehad met kunstenaars. Maar dan weet je nog niet hoe het beleid precies in elkaar zit. En dat was dan nog iets waarvan ik dacht: dat weet ik wel. Van elk beleidsonderdeel komen in de eerste weken de betreffende ambtenaren je vertellen wat er ligt, wat al is ingezet, waar je op moet letten. En jij vertelt wat je inzet is, wat je aspiraties zijn. Voor ik aantrad in de jaren 90 hadden we nauwelijks kinderopvang. Toen kwam er een geldbedrag los en werd er elke week een kinderdagverblijf geopend. Dat was voor mij als feminist heel leuk.”
De juiste houding
“Ik was jarenlang ambassadeur van het Lang Leve Kunst Fonds, waarbij kunstenaars programma’s bedenken voor ouderen. Zelf deed ik niet aan actieve kunstbeoefening. Als je man prachtig kan schilderen ga je niet zelf zitten tutten. Toen ik mijn auto verkocht heb ik van dat geld een babyvleugel aangeschaft. Hij staat zo mooi in de kamer. Het concertpodium zal ik nooit halen. Het gaat met een vaart van de slak. Ik speel de rechterhand van Diabelli, dat is quatre mains. Dan speelt de pianoleraar de moeilijke hand, dus dat klinkt meteen heel leuk. Bij elk stapje denk ik: hé, dat kon ik een maand geleden nog niet, en nu wel. Pianospelen is goed voor de samenwerking tussen je twee hersenhelften. Ik vind het leuk dat ik iets nieuws leer. Er komt weer iets bij in mijn leven.
Aftakeling
Het aantal vrienden om me heen waar iets mee is neemt toe. Mensen die doof worden terwijl ze goed muziek speelden. Sterven op leeftijd, zelfs op mijn leeftijd, kan ik relativeren. Ik wil nog helemaal niet dood maar als je zo oud geworden bent, moet je niet doen alsof de dood dramatisch is. Maar aftakeling is pijnlijk. Ik ben een verwoed aanhanger van het zelfgekozen levenseinde. Tot die tijd moet je zorgen dat je leven leuk blijft. Door de lat hoog te leggen, opgewonden te blijven en nieuwsgierig. En door te protesteren als iets je niet bevalt. Ik heb ook jonge vrienden en vriendinnen. Dat raad ik iedereen aan. Als je zegt: het heeft mijn tijd geduurd terwijl je leven nog wel tien jaar kan duren, nee, dat is niet de houding. En in een relaxstoel gaan liggen? Haha, nee, dat is niet oké.”
Tekst: Minou op den Velde. Beeld: Brenda van Leeuwen
Zin in meer?
Lees het hele interview met Hedy d’Ancona in Zin Magazine 6. Nú in de winkel. Of bestel ‘em hier.